background image
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Een voorgevulde pen van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab*. * Humaan IgG1 monok-
lonaal antilichaam dat met behulp van recombinant-DNA-technologie in een muizen-hybridomacellijn is vervaardigd. Hulpstof met bekend effect: Elke voorgevulde pen bevat 20,5 mg sorbitol per dosis van 50 mg. Voor de volledige lijst van
hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3. FARMACEUTISCHE VORM Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (injectie), SmartJect. De oplossing is helder tot licht opalescent, kleurloos tot lichtgeel. 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 Therapeutische indi-
caties Reumatoïde artritis (RA) Simponi, in combinatie met methotrexaat (MTX), is geïndiceerd voor: de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis bij volwassenen die onvoldoende reageerden op behandeling met DMARDs
(disease-modifying anti-rheumatic drugs), waaronder MTX. de behandeling van ernstige, actieve en progressieve reumatoïde artritis bij niet eerder met MTX behandelde volwassenen. Het is aangetoond dat Simponi, in combinatie met MTX,
de progressie van radiologisch gemeten gewrichtsschade vertraagt en het lichamelijk functioneren verbetert. Artritis psoriatica (PsA) Simponi, alleen of gecombineerd met MTX, is geïndiceerd voor de behandeling van actieve en progressieve
artritis psoriatica bij volwassenen die onvoldoende reageerden op eerdere behandeling met DMARD's (disease-modifying anti-rheumatic drugs). Het is aangetoond dat Simponi de progressiesnelheid van perifere gewrichtsschade vermindert,
gemeten met röntgenfoto's bij patiënten met polyarticulaire symmetrische subtypes van de aandoening (zie rubriek 5.1) en het lichamelijk functioneren verbetert. Spondylitis ankylosans (AS) Simponi is geïndiceerd voor de behandeling van
ernstige actieve spondylitis ankylosans bij volwassenen die onvoldoende reageerden op de conventionele behandeling. 4.2 Dosering en wijze van toediening De behandeling met Simponi moet worden ingesteld en gecontroleerd door medis-
che specialisten die ervaring hebben met het diagnosticeren en behandelen van reumatoïde artritis, artritis psoriatica of spondylitis ankylosans. Patiënten die met Simponi worden behandeld dienen de patiëntenkaart te ontvangen. Dosering
Reumatoïde artritis Simponi 50 mg eenmaal per maand toe te dienen, altijd op dezelfde dag van de maand. Simponi dient in combinatie met MTX te worden toegediend. Artritis psoriatica Simponi 50 mg eenmaal per maand toe te dienen, altijd
op dezelfde dag van de maand. Spondylitis ankylosans Simponi 50 mg eenmaal per maand toe te dienen, altijd op dezelfde dag van de maand. Beschikbare onderzoeksgegevens wijzen erop dat doorgaans binnen 12 tot 14 behandelingsweken
(na 3 à 4 doseringen) een klinische respons wordt verkregen. Als binnen deze periode geen therapeutisch voordeel wordt waargenomen, moet voortzetting van de behandeling heroverwogen worden. Als bij patiënten die meer dan 100 kg
wegen de klinische respons na 3 à 4 doseringen nog onvoldoende is, kan overwogen worden om de dosering golimumab te verhogen naar 100 mg eenmaal per maand, waarbij rekening moet worden gehouden met het verhoogde risico op
bepaalde ernstige bijwerkingen met de dosis 100 mg in vergelijking met de dosis 50 mg (zie rubriek 4.8). Als na 3 tot 4 extra doseringen van 100 mg nog geen therapeutisch voordeel wordt waargenomen, moet voortzetting van de behandeling
heroverwogen worden. Overgeslagen dosis Indien een patiënt vergeet om Simponi op de geplande datum te injecteren, moet de patiënt direct als hij/zij eraan denkt de vergeten dosis alsnog injecteren. De patiënten moet duidelijk gemaakt
worden dat zij geen dubbele dosis dienen te injecteren om een vergeten dosis in te halen. De volgende dosis moet volgens de onderstaande richtlijnen worden toegediend: als het minder dan twee weken is na de geplande dosering, moet de
patiënt zijn/haar vergeten dosering injecteren en zijn/haar oorspronkelijke schema voor de maandelijkse toediening blijven volgen; als het meer dan twee weken is na de geplande dosering, moet de patiënt zijn/haar vergeten dosering inject-
eren en moet vanaf de dag van deze injectie een nieuw schema voor de maandelijkse toediening worden gehanteerd. Oudere patiënten ( 65 jaar) Bij ouderen hoeft de dosering niet te worden aangepast. Patiënten met nier- en leverfunc-
tiestoornis Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik van Simponi bij deze patiëntenpopulaties. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven. Pediatrische patiënten De veiligheid en effectiviteit van Simponi bij patiënten jonger dan 18
jaar is niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar. Wijze van toediening Voor subcutaan gebruik. Indien de arts dit aangewezen vindt, kunnen patiënten Simponi zelf injecteren na goede training in de techniek van subcutaan injecteren;
medische follow-up kan plaatsvinden naar behoefte. De patiënten moet duidelijk gemaakt worden dat zij de volledige hoeveelheid Simponi moeten injecteren overeenkomstig de uitgebreide toedieningsinstructies die in de bijsluiter worden
weergegeven. Voor de toedieningsinstructies, zie rubriek 6.6. 4.3 Contra-indicaties Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen. Actieve tuberculose (tbc) of andere ernstige infecties
als sepsis en opportunistische infecties (zie rubriek 4.4). Matig of ernstig hartfalen (NYHA-klasse III/IV) (zie rubriek 4.4). 4.8 Bijwerkingen Samenvatting van het veiligheidsprofiel Bovensteluchtweginfectie was de meest voorkomende bijwerk-
ing die werd gemeld in de gecontroleerde fase III-studies bij RA, PsA en AS tot en met week 16 en trad op bij 7,2 % van de met golimumab behandelde patiënten tegen 5,8 % in de controlegroep. De ernstigste voor Simponi gemelde bijwerking-
en zijn ernstige infecties (waaronder sepsis, pneumonie, TB, invasieve fungale en opportunistische infecties), demyeliniserende aandoeningen, lymfoom, HBV-reactivatie, CHF, auto-immuunprocessen (lupus-achtig syndroom) en hematologis-
che reacties (zie rubriek 4.4). Overzicht van bijwerkingen In Tabel 1 staan de bijwerkingen die zijn waargenomen bij klinische onderzoeken met golimumab en die wereldwijd sinds de introductie van golimumab gemeld zijn. De bijwerkingen
worden binnen de aangewezen systeem/orgaanklassen ondergebracht per frequentie, waarbij de volgende conventies worden gebruikt: zeer vaak ( 1/10); vaak ( 1/100, < 1/10); soms ( 1/1000, < 1/100); zelden ( 1/10.000, < 1/1000); zeer zelden
(< 1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Tabel 1 Overzicht van bijwerkingen Infecties en parasitaire aandoeningen Zeer vaak: infecties van de bovenste luchtwegen (nasofaryngitis, faryngitis, laryngi-
tis en rhinitis). Vaak: bacteriële infecties (zoals cellulitis), virale infecties (zoals influenza en herpes), bronchitis, sinusitis, oppervlakkige schimmelinfecties. Soms: septische shock, sepsis, tuberculose, infecties van de lagere luchtwegen (zoals
pneumonie), opportunistische infecties (zoals invasieve schimmelinfecties [histoplasmose, coccidioidomycose, pneumocystose], bacteriële, atypische mycobacteriële en protozoïsche infectie), pyelonefritis, abces, bacteriële artritis, infectieve
bursitis. Zelden: hepatitis B-reactivering. Neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd Soms: neoplasmata (zoals huidkanker, plaveiselcelcarcinoom en kwaadaardige moedervlek). Zelden: lymfoom, leukemie. Bloed- en lymfestelse-
laandoeningen Vaak: anemie. Soms: leukopenie, trombocytopenie. Zelden: pancytopenie. Niet bekend: aplastische anemie*. Immuunsysteemaandoeningen Vaak: allergische reacties (bronchospasme, overgevoeligheid, urticaria), auto-antili-
chaam positief. Zelden: ernstige systemische overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylactische reactie), vasculitis (systemisch), sarcoïdose. Endocriene aandoeningen Soms: schildklieraandoeningen (zoals hypothyroïdie, hyperthyroïdie
en krop). Voedings- en stofwisselingsstoornissen Soms: verhoogd glucose in het bloed, verhoogd lipidengehalte. Psychiatrische aandoeningen. Vaak: depressie, slapeloosheid. Zenuwstelselaandoeningen. Vaak: duizeligheid, paresthesie,
hoofdpijn. Soms: demyeliniserende aandoeningen (centraal en perifeer), evenwichtsstoornissen, smaakstoornissen. Oogaandoeningen Soms: problemen met zien (zoals wazig zien en minder scherp zien), conjunctivitis, oogallergie (zoals jeuk
en irritatie). Hartaandoeningen Soms: congestief hartfalen (nieuw optredend of verergering), aritmie, ischemische coronaire arterie aandoeningen Bloedvataandoeningen Vaak: hypertensie. Soms: trombose (zoals diepveneuze en aortische),
syndroom van Raynaud, blozen. Ademhalingsstelsel-, borstkas en mediastinumaandoeningen Soms: astma en gerelateerde symptomen (zoals piepen en bronchiale hyperactiviteit). Zelden: interstitiële longziekte. Maagdarmstelselaandoenin-
gen. Vaak: verstopping, dyspepsie, pijn in maag, darmen of buik, misselijkheid. Soms: ontstekingen van de maag of darmen (zoals gastritis en colitis), gastro-esofageale reflux, stomatitis. Lever- en galaandoeningen Vaak: toename van alanine-
aminotransferase, toename van aspartaataminotransferase. Soms: cholelithiase, leveraandoeningen Huid- en onderhuidaandoeningen Vaak: alopecia, dermatitis, jeuk, rash. Soms: psoriasis (nieuw optreden of verergering van al bestaande
psoriasis, palmar/plantar en pustulosa), urticaria, vasculitis (cutaan). Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen. Zelden: lupusachtig syndroom. Nier- en urinewegaandoeningen Soms: blaasaandoeningen. Zelden: nieraandoeningen.
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen Soms: borstaandoeningen, menstruatiestoornissen. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen Vaak: koorts, asthenie, reacties op de injectieplaats (zoals erytheem, urticaria, ver-
harding, pijn, bloeduitstorting, pruritus, irritatie en paresthesie op de injectieplaats), verminderde heling, vervelend gevoel op de borst. Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties Soms: botbreuken. *: Waargenomen bij andere TNF-
blokkers, maar niet bij klinische studies met golimumab. Omschrijving van geselecteerde bijwerkingen Infecties Infectie van de bovenste luchtwegen was de bijwerking die het vaakst werd gemeld tot en met week 16 van fase III-onderzoeken
bij RA, PsA en AS. Deze bijwerking trad op bij 7,2 % van de met golimumab behandelde patiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 26,3; 95 % CI: 22,1, 31,2), vergeleken met 5,8 % van de controlepatiënten (incidentie per 100 proefpersoon-
jaren: 22,9; 95 % CI: 16,6, 30,7). In gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van de onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 3 jaar was de incidentie van bovenste luchtweginfecties voor patiënten behandeld met golimumab
17,4 per 100 proefpersoonjaren; 95% CI: 16,4, 18,6. Bij gecontroleerde fase III-onderzoeken bij RA, PsA en AS werden tot en met week 16 infecties waargenomen bij 28,3 % van de met golimumab behandelde patiënten (incidentie per 100
proefpersoonjaren: 128,0; 95 % CI: 118,3, 138,2), in vergelijking met 24,7 % van de patiënten uit de controlegroepen (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 116,6; 95 % CI: 101,8, 132,9). In gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van de
onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 3 jaar, was de incidentie van infecties 96,0 voorvallen per 100 proefpersoonjaren; 95 % CI: 93,5, 98,6, voor patiënten behandeld met golimumab. Bij gecontroleerde fase III-onderzoeken bij
met patiënten RA, PsA en AS werden tot en met week 16 ernstige infecties waargenomen bij 1,4 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 1,3 % van de patiënten uit de controlegroep. Tot en met week 16 was de incidentie van
ernstige infecties 7,4 per 100 proefpersoonjaren follow-up, 95 % CI: 4,6, 11,1, voor de golimumab 100 mg groep, 3,3 voor de golimumab 50 mg groep, 95 % CI: 1,3, 6,9 en 4,2 voor de placebogroep, 95 % CI: 1,8, 8,2. Ernstige infecties die werden
waargenomen bij patiënten die met golimumab behandeld waren, omvatten tuberculose, bacteriële infecties, waaronder sepsis en pneumonie, invasieve schimmelinfecties en andere opportunistische infecties. Sommige van deze infecties
hadden een dodelijke afloop. In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van de fase II en fase III-studies bij RA, PsA en AS met een mediane follow-up van ongeveer 3 jaar, was de incidentie van ernstige infecties, waaronder oppor-
tunistische infecties en TBC bij patiënten die met golimumab 100 mg werden behandeld groter dan bij patiënten die met golimumab 50 mg werden behandeld. De incidentie van alle ernstige infecties per 100 proefpersoonjaren was 5,1; 95 % CI
4,4, 5,9, bij patiënten die 100 mg golimumab kregen en 3,0; 95 % CI: 2,4, 3,8 bij patiënten die 50 mg golimumab kregen. Maligniteiten Lymfoom Tijdens gecontroleerde fasen van klinische fase IIb- en fase III-onderzoeken en tot en met een follow-
up van ongeveer 3 jaar was de incidentie van lymfoom bij patiënten met RA, PsA en AS die met Simponi werden behandeld hoger dan te verwachten was bij de algemene populatie. In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van deze
studies werd met een mediane follow-up van 3 jaar bij patiënten die met golimumab 100 mg werden behandeld een hogere incidentie van lymfoom gezien dan bij patiënten die met golimumab 50 mg behandeld werden. Lymfoom werd vast-
gesteld bij 7 patiënten (1 in de golimumab 50 mg behandelgroepen en 6 in de golimumab 100 mg behandelgroepen, met een incidentie (95 % CI) per 100 proefpersoonjaren van 0,04 (0,00, 0,24) voor de golimumab 50 mg groep, 0,18 (0,06, 038) voor
golimumab 100 mg groep en 0,00 (0,00, 084) voor de placebogroep. De meeste lymfomen traden op in de GO-AFTER-studie, waaraan patiënten deelnamen die eerder aan anti-TNF-middelen waren blootgesteld en bij wie de ziekte langer had
geduurd en zich moeilijker liet behandelen. Zie rubriek 4.4. Maligniteiten anders dan lymfoom Tijdens gecontroleerde fasen van klinische fase IIb- en fase III-onderzoeken naar het gebruik van Simponi bij RA, PsA en AS en tot en met een follow-
upperiode van ongeveer 3 jaar, was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met uitzondering van niet-melanome huidkanker) vergelijkbaar tussen de Simponi- en de controlegroepen. Tot en met een follow-up van ongeveer 3 jaar
volgend op de fase IIb- en fase III-onderzoeken op het gebied van reumatologische indicaties, werd bij 33 proefpersonen niet-melanome huidkanker vastgesteld (5 uit de placebogroep, 10 uit de groep die 50 mg golimumab kreeg en 18 uit de
groep die 100 mg golimumab kreeg), met een incidentie (95 % CI) van 0,49 (0,33, 0,71) per 100 proefpersoonjaren in follow-up voor de gecombineerde golimumab-groepen en 1,40 (0,46, 3,28) voor placebo. Tot en met een follow-upperiode van
ongeveer 3 jaar volgend op de fase IIb- en fase III-onderzoeken op het gebied van reumatologische indicaties, werden bij 34 proefpersonen maligniteiten anders dan niet-melanome huidkanker en lymfoom vastgesteld (2 uit de placebogroep,
18 uit de groep die 50 mg golimumab kreeg en 14 uit de groep die 100 mg golimumab kreeg), met een incidentie (95 % CI) van 0,56 (0,38, 0,79) per 100 proefpersoonjaren in follow-up voor de gecombineerde golimumab- groepen en 0,56 (0,07,
2,02) voor placebo. Zie rubriek 4.4. Bijwerkingen gemeld bij klinisch onderzoek met astmapatiënten Bij een verkennend klinisch onderzoek kregen patiënten met ernstig persisterend astma in week 0 subcutaan een oplaaddosis (150 % van de
toegewezen behandeldosis) golimumab toegediend, gevolgd door elke 4 weken subcutane toediening van 200 mg golimumab, 100 mg golimumab of 50 mg golimumab tot en met week 52. In de gecombineerde golimumab-behandelgroep (n=230)
kwamen 8 maligniteiten voor en in de placebo-behandelgroep (n=79) geen enkele. Bij 1 patiënt werd melding gemaakt van lymfoom, bij 2 patiënten van niet-melanome huidkanker en bij 5 patiënten van andere maligniteiten. Er was geen
specifieke clustering van maligniteiten. Voor het placebogecontroleerde deel van het onderzoek was de incidentie (95 % CI) van alle maligniteiten in de golimumab-groep 3,19 (1,38, 6,28) per 100 proefpersoonjaren in follow-up. Bij dit onderzoek
bedroeg voor proefpersonen die met golimumab waren behandeld de incidentie (95 % CI) van lymfoom 0,40 (0,01, 2,20), van niet-melanome huidkanker 0,79 (0,10, 2,86) en van andere maligniteiten 1,99 (0,64, 4,63) per 100 proefpersoonjaren in
follow-up. Voor proefpersonen in de placebogroep bedroeg de incidentie (95 % CI) van deze maligniteiten 0,00 (0,00, 2,94) per 100 proefpersoonjaren in follow-up. De significantie van deze bevinding is onbekend. Neurologische voorvallen.In
de gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van de fase II-studies bij RA en de fase III-studies bij RA, PsA en AS met een mediane follow-up van ongeveer 3 jaar, werd een hogere incidentie van demyelinisatie waargenomen bij patiënten
die golimumab 100 mg kregen dan bij patiënten die golimumab 50 mg kregen. Zie rubriek 4.4. Verhoging van de leverenzymen. Tot en met week 16 van gecontroleerde fase III-onderzoeken kwam bij de onderzoeken met patiënten met RA en
PsA in golimumab en in controlepatiënten een vergelijkbaar percentage gevallen voor van lichte ALT-verhoging (> 1 en < 3 maal de bovengrens van normaal (ULN)) (22,1 % tot 27,4 % van de patiënten); bij het onderzoek met AS-patiënten kwam
lichte ALT-verhoging vaker voor bij met golimumab behandelde patiënten (25,6 %) dan bij controlepatiënten (3,9 %). Tot en met een follow-up van ongeveer 3 jaar bij RA- en PsA onderzoeken was de incidentie van lichte ALT-verhoging bij de
met golimumab behandelde en de controlepatiënten vergelijkbaar. Bij de AS populatie was de incidentie van lichte ALT-verhoging hoger bij de met golimumab behandelde patiënten dan bij de controlepatiënten. Tot en met week 16 van de RA
en AS onderzoeken kwam een ALT-verhoging van 5 maal ULN weinig frequent voor, en werd vaker waargenomen bij met golimumab behandelde patiënten (0,4 % tot 0,9 %) dan bij controlepatiënten (0,0 %). Deze tendens werd niet
waargenomen bij de PsA-populatie. Bij de fase III-RA, PsA en AS-onderzoeken was tot en met een follow-up van ongeveer 3 jaar de incidentie van een ALT-verhoging 5 maal ULN vergelijkbaar voor de met golimumab behandelde en con-
trolepatiënten. Over het algemeen was de verhoging asymptomatisch en verminderden of verdwenen de afwijkingen zowel na voortzetting als na beëindiging van de behandeling met golimumab of na aanpassing van de co-medicatie. Tijdens
het fase II en fase III-programma bij RA, PsA en AS is niet-infectieuze dodelijke hepatitis met geelzucht opgetreden bij één met golimumab behandelde patiënt die al bestaande leverafwijkingen had en geneesmiddelen gebruikte die een
vergelijkbaar effect hadden. De rol van golimumab als bijdragende of verergerende factor kan niet worden uitgesloten. Reacties op de injectieplaats. Tot en met week 16 van gecontroleerde fase III-onderzoeken bij RA, PsA en AS kwamen bij
5,8 % van de met golimumab behandelde patiënten reacties op de injectieplaats voor, in vergelijking met 2,2 % van de controlepatiënten. De aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab kan de kans op reacties op de injectieplaats ver-
hogen. Het merendeel van de reacties op de injectieplaats was licht tot matig van aard en de meest voorkomende reactie was erytheem op de injectieplaats. Reacties op de injectieplaats maakten het over het algemeen niet noodzakelijk om
het gebruik van het geneesmiddel te staken. Bij gecontroleerde fase IIb- en fase III-onderzoeken bij RA, PsA, AS en ernstig persisterend astma kwamen bij geen van de patiënten die met golimumab behandeld waren anafylactische reacties
voor. Auto-immuunantilichamen. Bij fase III-onderzoeken bij RA, PsA en AS werd tot en met een follow-upperiode van 1 jaar bij 4,0 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 2,6 % van de controlepatiënten voor het eerst een positieve
ANA-test gevonden (met een titer van 1:160 of hoger). De ontwikkeling van anti-dsDNA antilichamen bij patiënten die bij aanvang van het onderzoek negatief waren voor anti-dsDNA, na een follow-up van 1 jaar was ongebruikelijk. 7. HOUDER
VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V. Einsteinweg 101 2333 CB Leiden Nederland. 8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EU/1/09/546/001 1 voorgevulde pen,
EU/1/09/546/002 3 voorgevulde pennen. 9. DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING Datum van eerste verlening van de vergunning: 1 oktober 2009. 10. DATUM VAN HERZIENING VAN
DE TEKST
. 02/2012. Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu). AFLEVERINGSWIJZE Geneesmiddel op medisch voorschrift.
Schering-Plough NV/SA, an MSD Company
Clos du Lynx 5 Lynx Binnenhof · 1200 Bruxelles/Brussel
Tel.: +32(0)2 776 62 11 · Fax: +32(0)2 776 63 67
MSD Belgium BVBA
Lynx Binnenhof, 5 - 1200 Brussel
Pub_A4_Simponi_vertical_NL_MAY12.indd 2
31/05/12 16:27
RHEU-1041885-0000
Eén keer per maand
Patiëntvriendelijke anti-TNF
mensuel
Un anti-TNF simple d'utilisation pour les patients
* Keystone EC et al., Ann Rheum Dis 2009, 68: 789-796. Inman RD et al., Arthritis and Rheumatism 2008, 58: N° 11, 3402-3412. Kavanaugh A et al., Arthritis and Rheumatism 2009, 60: N° 4, 976-986.
** Simponi
®
, wetenschappelijke bijsluiter 2011.
*** Gelieve de wetenschappelijke bijsluiter te raadplegen voor meer gedetailleerde informatie over de verschillende indicaties.
Reumatoïde
artritis
Spondylitis
ankylosans
Psoriatische
artritis***
Simponi
®
,
de eerste
doeltreffende
*
,
patiëntvriendelijke,
maandelijks
subcutaan
toe te dienen
anti-TNF.
**
PP = 1184,30
1 voorgevulde pen 50 mg
Schering-Plough NV/SA, an MSD Company
Clos du Lynx 5 Lynx Binnenhof · 1200 Bruxelles/Brussel
Tel.: +32(0)2 776 62 11 · Fax: +32(0)2 776 63 67
MSD Belgium BVBA
Lynx Binnenhof, 5 - 1200 Brussel
Pub_A4_Simponi_vertical_NL_MAY12.indd 1
31/05/12 16:27