background image
OrthO-rheumatO | VOL 10 | Nr 4 | 2012
44
voorkomen, vooral na langdurige compressie. Wanneer
chirurgie erg laattijdig wordt verricht en er irreversibele
beschadiging is van de zenuw, kan verlies van sensibiliteit
en kracht onvolledig of niet recupereren. Een onvolledige
release of beschadiging van de zenuw tijdens een ingreep
leidt vanzelfsprekend tot persisterende klachten.
Een vaak voorkomend probleem na heelkunde voor CTS,
is "pillar pain", pijn aan de ulnaire en radiaire zijde van
het litteken, alwaar het gekliefde ligament zich heeft terug
getrokken. Dit is een spontaan gunstig evoluerende post
operatieve reactie, maar ze kan wel gedurende maanden
pijn en functieverlies veroorzaken. Perorale pijnmedicatie
geeft hiervoor weinig verbetering, en lokale lidocaïnepleis
ters (Versatis) kunnen een behandelingsoptie zijn. Een
prospectieve gerandomiseerde studie ging het effect na
van deze pleisters, in vergelijking met de klassieke post-
operatieve behandeling bij patiënten na release van de
carpale tunnel. De pleister werd aangebracht twee weken
na de ingreep op intacte huid ter hoogte van het litteken.
Voor "pillar pain" was er een statistisch significante ver-
betering in de groep behandeld met lidocaïnepleisters na
vier weken behandeling (15).
conclusIe
Overdruk op de nervus medianus in het carpale kanaal
van de pols (carpaletunnelsyndroom) is een frequent voor
komend probleem dat gekenmerkt wordt door paresthe
sieën en sensibiliteitsstoornissen in het door de nervus
medianus geïnnerveerde gebied. Vaak is er ook pijn in de
hand en vingers, alsook krachtverlies en functionele hin
der op termijn. De diagnose kan eenvoudig via anamnese
en klinisch onderzoek gesteld worden en indien nodig met
technische onderzoeken bevestigd worden. In het begin
stadium kan conservatieve therapie verbetering van de
klachten brengen, maar bij persisteren of verergeren van
de klachten is heelkunde noodzakelijk om irreversibele
beschadiging van de zenuw tegen te gaan.
referenties
1. american academy of orthopaedic surgeons Clinical Practice Practice guideline
summary. diagnosis of Carpal Tunnel syndrome. j am acad orthop surg 2009;17:389-
96.
2. green's operative hand surgery, Part V, Chapter 30 ­ Compression neuropathies.
3. bland jd. Carpal tunnel syndrome. bmj 2007;335:343-6.
4. hollevoet n. surgical treatment of carpal tunnel syndrome. european musculosceletal
review 2010;5:76-80.
5. Patterson jd. simmons bP. outcomes assessment in carpal tunnel syndrome. hand Clin
2002;18(2):359-63.
6. Tengrootenhuysen m, van riet r, Pimontel P, bortier h, Van glabbeek f. The role of
the transverse carpal ligament in carpal stability: an in vitro study. acta orthop belg
2009;75(4):467-71.
7. Chen Ch. unusual causes of carpal tunnel syndrome: space occupying lesions. j hand
surg eur Vol 2012;37(1):14-9.
8. geoghegan jm, Clark di, bainbridge lC, smith C, hubbard r. risk factors in carpal tunnel
syndrome. j hand surg br 2004;29(4):315-20.
9. durkan ja. a new diagnostic test for carpal tunnel syndrome. j bone joint surg am
1991;73(4):535-8.
10. graham b. The value added by electrodiagnostic testing in the diagnosis of carpal tunnel
syndrome. j bone joint surg am 2008;90(12):2587-93.
11. kilmer dd, davis ba. electrodiagnosis in carpal tunnel syndrome. hand Clin
2002;18(2):243-55.
12. osterman al, whitman m, Porta ld. nonoperative carpal tunnel syndrome treatment.
hand Clin 2002;18(2):279-89.
13. steinberg dr. surgical release of the carpal tunnel. hand Clin 2002;18(2):291-8.
14. braun rm, rechnic m, fowler e. Complications related to carpal tunnel release. hand Clin
2002;18(2):347-57.
15. bertrand C, et al. The effect of local lidocaine patches on postoperative symptoms after
carpal tunnel release. Personal data, submitted for publication.
figuur 6: open release van de carpale tunnel via mini-incisie.
Ortho-Rheumato ook op internet
www.ortho-rheumato.be