ziektemodificerende middelen (4). Op basis van deze vijf gegevensbestanden kon een odds ratio van 1,75 berekend worden voor de kans op actieve herpesinfecties (95%-BI: 1,50 2,014) met TNF-remmers ten opzichte van klas sieke ziektemodificerende middelen. Tussen de gegevens- bestanden onderling was er geen significante heterogeniteit. De kans op ernstige infecties door herpesvirussen variee rde tussen 1,9 procent en 20,9 procent in de databases. tematische profylactische behandeling bij patiënten met eerder doorgemaakte herpesinfecties wenselijk is, net als vaccinatie van patiënten zonder herpesinfecties. Duitse RABBIT-register om een score te ontwikkelen die het risico op ernstige infecties door behandeling met TNF-remmers of klassieke ziektemodificerende middelen voorspelt. Validering toonde een grote overeenstemming aan tussen de voorspelde en geobserveerde infecties. BIT-risicoscore voor die gebruikt zou kunnen worden ter inschatting van het risico op infecties als bijwerking van TNF-remmers en ziektemodificerende middelen voor de behandeling van reumatoïde artritis (5). Die score houdt rekening met leeftijd, aanwezigheid van chronische long- of nierziekten, geringe functionele capaciteit, voorgeschie denis van infecties, het gebruik en de dosis van glucocorti costeroïden en behandeling met TNFremmers. Deze RABBIT-score werd nu gevalideerd in een onafhan kelijke groep van patiënten, die niet werd ingeschakeld bij het tot stand komen van de score (6). Die groep bes tond uit 1.327 patiënten behandeld met TNF-remmers en uit 1.276 patiënten behandeld met klassieke ziekte modificerende geneesmiddelen. Er bleek een zeer goede overeenstemming te bestaan tussen de geobserveerde en verwachte aantallen van infecties. Zo werden 31,5 infec ties verwacht in de groep met TNF-remmers; er werden er uiteindelijk 33 waargenomen. In de groep met ziekte modificerende middelen bedroegen die cijfers respectie velijk 14,8 en 13. In het bijzonder was er ook een grote overeenstemming in de subgroep met een hoog infectie risico. concludeert dat de RABBIT-risicosocre nuttig is voor reu matologen om patiënten met een hoog risico te identifice ren en om behandelingscombinaties te vermijden wanneer er een zeer hoog risico op ernstige infecties bestaat. bIj 80-plussers bijna twee op drie heupfracturen veroorzaakt door osteo porose, optreden bij 80-plussers of `extreem oude perso nen' zoals de onderzoekers het omschreven. kaanse Nationwide Inpatient Sample (NIS) data afkom stig van 4,3 miljoen personen ouder dan 65 jaar met heup fracturen als gevolg van osteoporose (7). De resultaten van haar analyse toonden dat 67,3 procent van de heupfrac turen gebeuren bij extreem oude personen. Het betreft 172.209 personen in 1993, oplopend tot 180.428 personen in 2008. Deze groei viel op te tekenen ondanks een afname van de prevalentie van heupfracturen, van 2.236 tot 1.600 per duizend persoonsjaren over dezelfde periode. De groei van het aantal heupfracturen gaat ook samen met een in drukwekkende toename van zeer oude personen, van 7,7 miljoen in 1993 tot 11,2 miljoen in 2008. In 2008 maakten 80-plussers 42,3 procent uit van alle ou deren, maar ze zijn goed voor 69 procent van de ziekenhuis- opnames. Heupfracturen vormen een ernstig probleem vanwege de ziekenhuisopnames, handicap en mortaliteit die eruit volgen. Die impact van een heupfractuur wordt alleen maar groter naarmate de patiënten ouder zijn. De vraag is volgens Amrita Sehgal hoe we zeer oude personen doeltreffender kunnen begeleiden om de impact van osteo porotische fracturen te verminderen. Aangezien tegen 2050 ongeveer een kwart van de bevol king in de Verenigde Staten extreem oud zal zijn, roepen de resultaten van deze studie op tot de introductie van agres sievere maatregelen om preventie, diagnose en behan deling van osteoporose doeltreffender te laten verlopen, concludeert Amrita Sehgal. stamcellen bIj systemIsche sclerose zou als een behandelingsoptie overwogen moeten worden voor patiënten lijdend aan vroegtijdige diffuse cutane sys temische sclerose met een slechte prognose, volgens onder zoekers van de ASTISstudie. vroegtijdige diffuse cutane systemische sclerose leden en een slechte prognose hadden (8). Ze konden tussen 2001 en 2009 gerandomiseerd een controlebehandeling of een autologe stamceltransplantatie ondergaan. De 75 trans plantatiepatiënten kregen onder meer een behandeling met 2x 2g/m2 cyclofosfamide en 10µg/kg/dag G-CSF |