background image
OrthO-rheumatO | VOL 10 | Nr 4 | 2012
27
TNF-remmers en 50.468 patiëntenjaren met klassieke
ziektemodificerende middelen (4). Op basis van deze vijf
gegevensbestanden kon een odds ratio van 1,75 berekend
worden voor de kans op actieve herpesinfecties (95%-BI:
1,50 ­ 2,014) met TNF-remmers ten opzichte van klas
sieke ziektemodificerende middelen. Tussen de gegevens-
bestanden onderling was er geen significante heterogeniteit.
De kans op ernstige infecties door herpesvirussen variee
rde tussen 1,9 procent en 20,9 procent in de databases.
De onderzoekster stelt zich daarom de vraag of een sys
tematische profylactische behandeling bij patiënten met
eerder doorgemaakte herpesinfecties wenselijk is, net als
vaccinatie van patiënten zonder herpesinfecties.
rIsIcoscore voor ernstIge InfectIes
Een Duitse groep maakte gebruik van gegevens uit het
Duitse RABBIT-register om een score te ontwikkelen
die het risico op ernstige infecties door behandeling met
TNF-remmers of klassieke ziektemodificerende middelen
voorspelt. Validering toonde een grote overeenstemming
aan tussen de voorspelde en geobserveerde infecties.
De Duitse onderzoeksgroep stelde vorig jaar een RAB
BIT-risicoscore voor die gebruikt zou kunnen worden ter
inschatting van het risico op infecties als bijwerking van
TNF-remmers en ziektemodificerende middelen voor de
behandeling van reumatoïde artritis (5). Die score houdt
rekening met leeftijd, aanwezigheid van chronische long-
of nierziekten, geringe functionele capaciteit, voorgeschie
denis van infecties, het gebruik en de dosis van glucocorti
costeroïden en behandeling met TNFremmers.
Deze RABBIT-score werd nu gevalideerd in een onafhan
kelijke groep van patiënten, die niet werd ingeschakeld
bij het tot stand komen van de score (6). Die groep bes
tond uit 1.327 patiënten behandeld met TNF-remmers
en uit 1.276 patiënten behandeld met klassieke ziekte
modificerende geneesmiddelen. Er bleek een zeer goede
overeenstemming te bestaan tussen de geobserveerde en
verwachte aantallen van infecties. Zo werden 31,5 infec
ties verwacht in de groep met TNF-remmers; er werden
er uiteindelijk 33 waargenomen. In de groep met ziekte
modificerende middelen bedroegen die cijfers respectie
velijk 14,8 en 13. In het bijzonder was er ook een grote
overeenstemming in de subgroep met een hoog infectie
risico.
Angela Zink (Berlijn), die commentaar gaf bij de analyse,
concludeert dat de RABBIT-risicosocre nuttig is voor reu
matologen om patiënten met een hoog risico te identifice
ren en om behandelingscombinaties te vermijden wanneer
er een zeer hoog risico op ernstige infecties bestaat.
heupfracturen door osteoporose
bIj 80-plussers
Een Amerikaanse studie heeft aan het licht gebracht dat
bijna twee op drie heupfracturen veroorzaakt door osteo
porose, optreden bij 80-plussers of `extreem oude perso
nen' zoals de onderzoekers het omschreven.
Amrita Sehgal (Californië) verzamelde via het Ameri
kaanse Nationwide Inpatient Sample (NIS) data afkom
stig van 4,3 miljoen personen ouder dan 65 jaar met heup
fracturen als gevolg van osteoporose (7). De resultaten van
haar analyse toonden dat 67,3 procent van de heupfrac
turen gebeuren bij extreem oude personen. Het betreft
172.209 personen in 1993, oplopend tot 180.428 personen
in 2008. Deze groei viel op te tekenen ondanks een afname
van de prevalentie van heupfracturen, van 2.236 tot 1.600
per duizend persoonsjaren over dezelfde periode. De groei
van het aantal heupfracturen gaat ook samen met een in
drukwekkende toename van zeer oude personen, van 7,7
miljoen in 1993 tot 11,2 miljoen in 2008.
In 2008 maakten 80-plussers 42,3 procent uit van alle ou
deren, maar ze zijn goed voor 69 procent van de ziekenhuis-
opnames. Heupfracturen vormen een ernstig probleem
vanwege de ziekenhuisopnames, handicap en mortaliteit
die eruit volgen. Die impact van een heupfractuur wordt
alleen maar groter naarmate de patiënten ouder zijn. De
vraag is volgens Amrita Sehgal hoe we zeer oude personen
doeltreffender kunnen begeleiden om de impact van osteo
porotische fracturen te verminderen.
Aangezien tegen 2050 ongeveer een kwart van de bevol
king in de Verenigde Staten extreem oud zal zijn, roepen de
resultaten van deze studie op tot de introductie van agres
sievere maatregelen om preventie, diagnose en behan
deling van osteoporose doeltreffender te laten verlopen,
concludeert Amrita Sehgal.
transplantatIe van hematopoëtIsche
stamcellen bIj systemIsche sclerose
Autologe transplantatie van hematopoëtische stamcellen
zou als een behandelingsoptie overwogen moeten worden
voor patiënten lijdend aan vroegtijdige diffuse cutane sys
temische sclerose met een slechte prognose, volgens onder
zoekers van de ASTISstudie.
Aan deze fase 3-studie namen 156 patiënten deel die aan
vroegtijdige diffuse cutane systemische sclerose leden en
een slechte prognose hadden (8). Ze konden tussen 2001
en 2009 gerandomiseerd een controlebehandeling of een
autologe stamceltransplantatie ondergaan. De 75 trans
plantatiepatiënten kregen onder meer een behandeling
met 2x 2g/m2 cyclofosfamide en 10µg/kg/dag G-CSF