background image
OrthO-rheumatO | VOL 10 | Nr 4 | 2012
43
zenuwcompressie, de progressie (bij vergelijking met een
vroeger uitgevoerd onderzoek) en de aanwezigheid van
mogelijk begeleidende perifere zenuwaandoeningen (11).
Een elektromyografisch onderzoek is gericht op het testen
van de axonale degeneratie van de motorische vezels, die
de thenarspieren bezenuwen (2).
De carpale tunnel en de nervus medianus kunnen ook
door middel van beeldvorming verder worden onderzocht.
Echografie kan zenuwverdikking of zenuwafplatting in de
tunnel, alsook bowing van het ligamentum transversum ­
diagnostisch voor CTS ­ aantonen. Daarenboven kan een
echografie de aanwezigheid van structurele abnormalitei
ten aantonen zoals een bifide nervus medianus, een per
sisterende mediane arterie, of ruimteinnemende letsels in
de tunnel (2-3). MRI wordt in de dagelijkse praktijk slechts
zelden aangewend in het onderzoek naar CTS. Wanneer
echter een ruimte-innemend letsel als oorzakelijke factor
wordt vermoed ­ ganglion, hemangioom, beenderig let
sel ­ is MRI het voorkeursonderzoek. Daar MRI de zenuw
zeer gedetailleerd in beeld kan brengen, kan dit onderzoek
ook aangewend worden na falen van een eerdere operatie
omwille van een CTS, om mogelijke residuele zenuwcom
pressie of ander problemen in beeld te brengen (3).
dIfferentIaaldIagnose
Het carpaletunnelsyndroom dient in hoofdzaak onder
scheiden te worden van een zenuwcompressie op een
niveau verschillend van de carpale tunnel ­ cervicale radi
culopathie (voornamelijk C6-C7), aandoeningen van de
plexus brachialis, neuropathie van de proximale nervus
medianus (pronatorsyndroom), thoracic outletsyndroom,
neuropathie van de nervus ulnaris­ alsook van zenuwaan
tasting ten gevolge van specifieke aandoeningen van het
zenuwstelsel, zoals amyotrofe lateraalsclerose of multiple
sclerose (2).
behandelIng
Het doel van de behandeling is de druk op de zenuw te ver
minderen. Hierbij dient ook aandacht besteed te worden
aan de behandeling van de aandoeningen die CTS in de
hand werken (diabetes, hypothyroïdie, artritis).
Conservatieve behandeling is vaak de eerste keuze, zolang
er geen ernstig sensorieel of motorisch functieverlies is of
er belangrijke elektrofysiologische afwijkingen bestaan.
Bij falen van conservatieve therapie of in aanwezigheid van
bovengenoemde afwijkingen dient overgegaan te worden
tot chirurgie (12).
conservatIeve behandelIng
De conservatieve behandeling bestaat uit een combinatie
van medicatie, (nacht)spalken en aanpassing van de werk
en dagelijkse activiteiten.
De meest gebruikte medicamenteuze therapieën zijn stero-
ïden, niet-steroïdale anti-inflammatoire medicijnen, diure-
tica en pyridoxine. Steroïden kunnen systemisch of lokaal
toegediend worden en bewerkstelligen, vaak op korte ter
mijn, een verbetering van de klachten (2-8 weken). Bij
goede respons op een lokale infiltratie kan er eventueel
een tweede of zelfs derde infiltratie toegediend worden,
routinematige toediening is echter niet geïndiceerd (23).
NSAID's, hoewel vaak voorgeschreven, hebben geen bewe
zen effect in gerandomiseerde studies. Hetzelfde geldt voor
diuretica en pyridoxine (vit B
6
) (23).
Een polsbrace, met de pols in lichte extensie stand en zon
der directe druk op de carpale tunnel, vermindert de druk
op de zenuw. Wanneer deze 's nachts gedragen wordt, geeft
het vaak een belangrijke verbetering van de nachtelijke
paresthesieën. Wanneer CTS optreedt tijdens de zwanger-
schap is het dragen van een brace zeker de eerste keuze.
chIrurgIsche behandelIng
Chirurgische decompressie van de zenuw kan uitgevoerd
worden via een open of endoscopische procedure (13). Bij
een `open' release van de carpale tunnel wordt het ligamen
tum transversum gekliefd via een huidincisie in de hand
palm. Deze approach laat een goede visualisatie toe van de
inhoud van de carpale tunnel. In een zelfde tijd kunnen, in
dien nodig, synovectomie en tenolyse van de flexorpezen,
neurolyse van de nervus medianus en/of opening van het
kanaal van Guyon (nervus ulnaris) verricht worden. Bij de
endoscopische release wordt via een huidincisie proximaal
en/of distaal van de carpale tunnel, en met gebruik van een
camera, het ligamentum transversum vanuit de carpale
tunnel gekliefd. Deze methode is omslachtiger, duurder en
voordelen op langere termijn werden niet bevestigd. Voor
de meeste handchirurgen is een open release via een mini
incisie nu de voorkeursbehandeling. Indien op het juiste
moment en correct uitgevoerd, leidt chirurgie bijna steeds
tot een volledige genezing (Figuur 6).
Het aanleggen van een spalk postoperatief biedt weinig
voordelen. De meeste studies tonen aan dat een drukver
band postoperatief gedurende 2 à 3 weken de voorkeur
verdient (2, 4).
Ondanks het hoge slaagpercentage van een heelkundige
release, kunnen zich complicaties voordoen (14), de meeste
zijn niet ernstig en evolueren meestal spontaan in gunstige
richting. Wondproblemen (nabloeding, infectie, hyper
trofe littekenvorming,...) zijn weinig frequent. Re-innerva
tiehypersensitiviteit in het gebied van de nervus medianus
en een complex regionaal pijnsyndroom (CRPS) kunnen