vroeger uitgevoerd onderzoek) en de aanwezigheid van mogelijk begeleidende perifere zenuwaandoeningen (11). Een elektromyografisch onderzoek is gericht op het testen van de axonale degeneratie van de motorische vezels, die de thenarspieren bezenuwen (2). door middel van beeldvorming verder worden onderzocht. Echografie kan zenuwverdikking of zenuwafplatting in de tunnel, alsook bowing van het ligamentum transversum diagnostisch voor CTS aantonen. Daarenboven kan een echografie de aanwezigheid van structurele abnormalitei ten aantonen zoals een bifide nervus medianus, een per sisterende mediane arterie, of ruimteinnemende letsels in de tunnel (2-3). MRI wordt in de dagelijkse praktijk slechts zelden aangewend in het onderzoek naar CTS. Wanneer echter een ruimte-innemend letsel als oorzakelijke factor wordt vermoed ganglion, hemangioom, beenderig let sel is MRI het voorkeursonderzoek. Daar MRI de zenuw zeer gedetailleerd in beeld kan brengen, kan dit onderzoek ook aangewend worden na falen van een eerdere operatie omwille van een CTS, om mogelijke residuele zenuwcom pressie of ander problemen in beeld te brengen (3). scheiden te worden van een zenuwcompressie op een niveau verschillend van de carpale tunnel cervicale radi culopathie (voornamelijk C6-C7), aandoeningen van de plexus brachialis, neuropathie van de proximale nervus medianus (pronatorsyndroom), thoracic outletsyndroom, neuropathie van de nervus ulnaris alsook van zenuwaan tasting ten gevolge van specifieke aandoeningen van het zenuwstelsel, zoals amyotrofe lateraalsclerose of multiple sclerose (2). minderen. Hierbij dient ook aandacht besteed te worden aan de behandeling van de aandoeningen die CTS in de hand werken (diabetes, hypothyroïdie, artritis). er geen ernstig sensorieel of motorisch functieverlies is of er belangrijke elektrofysiologische afwijkingen bestaan. bovengenoemde afwijkingen dient overgegaan te worden tot chirurgie (12). van medicatie, (nacht)spalken en aanpassing van de werk en dagelijkse activiteiten. De meest gebruikte medicamenteuze therapieën zijn stero- ïden, niet-steroïdale anti-inflammatoire medicijnen, diure- tica en pyridoxine. Steroïden kunnen systemisch of lokaal toegediend worden en bewerkstelligen, vaak op korte ter mijn, een verbetering van de klachten (2-8 weken). Bij goede respons op een lokale infiltratie kan er eventueel een tweede of zelfs derde infiltratie toegediend worden, routinematige toediening is echter niet geïndiceerd (23). NSAID's, hoewel vaak voorgeschreven, hebben geen bewe zen effect in gerandomiseerde studies. Hetzelfde geldt voor diuretica en pyridoxine (vit B der directe druk op de carpale tunnel, vermindert de druk op de zenuw. Wanneer deze 's nachts gedragen wordt, geeft het vaak een belangrijke verbetering van de nachtelijke paresthesieën. Wanneer CTS optreedt tijdens de zwanger- schap is het dragen van een brace zeker de eerste keuze. worden via een open of endoscopische procedure (13). Bij een `open' release van de carpale tunnel wordt het ligamen tum transversum gekliefd via een huidincisie in de hand palm. Deze approach laat een goede visualisatie toe van de inhoud van de carpale tunnel. In een zelfde tijd kunnen, in dien nodig, synovectomie en tenolyse van de flexorpezen, neurolyse van de nervus medianus en/of opening van het kanaal van Guyon (nervus ulnaris) verricht worden. Bij de endoscopische release wordt via een huidincisie proximaal en/of distaal van de carpale tunnel, en met gebruik van een camera, het ligamentum transversum vanuit de carpale tunnel gekliefd. Deze methode is omslachtiger, duurder en voordelen op langere termijn werden niet bevestigd. Voor de meeste handchirurgen is een open release via een mini incisie nu de voorkeursbehandeling. Indien op het juiste moment en correct uitgevoerd, leidt chirurgie bijna steeds tot een volledige genezing (Figuur 6). voordelen. De meeste studies tonen aan dat een drukver band postoperatief gedurende 2 à 3 weken de voorkeur verdient (2, 4). release, kunnen zich complicaties voordoen (14), de meeste zijn niet ernstig en evolueren meestal spontaan in gunstige richting. Wondproblemen (nabloeding, infectie, hyper trofe littekenvorming,...) zijn weinig frequent. Re-innerva tiehypersensitiviteit in het gebied van de nervus medianus en een complex regionaal pijnsyndroom (CRPS) kunnen |