background image
OrthO-rheumatO | VOL 10 | Nr 4 | 2012
25
Spondyloartropatie
Initieel behandelen met combinatie NSAID met infliximab
Nog nieuw op dit congres waren de preliminaire resultaten
van de INFAST-studie. In deze studie werd nagegaan of de
TNF-remmer infliximab ook kan gebruikt worden bij de initiële
behandeling van axiale spondyloartritis. Tot nu toe is therapie met
TNF-remmers enkel getest bij patiënten die refractair zijn voor
behandeling met NSAID's.
Aan deze dubbelblinde, gerandomiseerde studie namen
158 patiënten deel met een diagnose van actieve axiale
spondyloartritis, die hooguit drie jaar aan de ziekte leden. De
deelnemers waren eerder nog niet behandeld met NSAID's
of waren met niet meer dan twee derde van de maximale
dosis behandeld in de twee weken voorafgaand aan de eerste
screening. Ze vertoonden allen actieve inflammatoire letsels ter
hoogte van de sacro-iliacale gewrichten, in beeld gebracht met
MRI-scan.
De studietherapie kon enerzijds bestaan uit 5mg/kg intraveneus
infliximab op week 0, 2, 6, 12, 18 en 24 plus 1.000mg/dag oraal
naproxen, of anderzijds uit intraveneus placebo plus 1.000mg/dag
oraal naproxen.
Het primaire eindpunt van de studie was partiële remissie volgens
de ASAS-criteria (Assessment in Ankylosing Spondylitis) na 28
weken therapie.
In de groep met infliximab bleek na 28 weken 61,9 procent van
de patiënten in partiële remissie te zijn, in de placebogroep was
dit slechts bij 35,5 procent het geval (p = 0,0021) (Figuur 3) (17).
Frequentere partiële remissie werd reeds vanaf de tweede week
waargenomen. Een gelijkaardig patroon werd opgemerkt voor de
ASAS-40-respons.
Een groter percentage van met infliximab behandelde patiënten
had na 28 geen actieve inflammatoire letsels meer ter hoogte
van de sacro-iliacale gewrichten en de wervelkolom dan in de
placebogroep.
Ernstige bijwerkingen kwamen respectievelijk bij 4,8 en 5,8
procent van de patiënten voor.
Na 28 weken werd de dubbelblinde behandeling stopgezet. In
de daaropvolgende 28 weken konden de patiënten met partiële
remissie verder behandeld worden met naproxen of geen
behandeling meer nemen. Het bleek dat de verworven partiële
remissie behouden kon worden tot week 52, zowel in de groep
met als zonder verdere behandeling (18).
Conclusie
Implementatie van de nieuwe EULAR-aanbevelingen voor
remissie in de klinische praktijk, gebaseerd op principes van treat
to target en tight control, leidt tot verdere verbetering van de zorg
voor patiënten met reumatoïde artritis. Combinatiebehandeling
van methotrexaat met TNF-remmers resulteert ook onder de
nieuwe remissiecriteria tot hogere remissiepercentages dan
behandeling met monotherapie. Deze aanpak kan eveneens
radiografische progressie helpen voorkomen.
Nieuwe gegevens van het EULAR-congres tonen de waarde
van een intraveneuze toedieningsvorm van golimumab bij
reumatoïde artritis. Bij axiale spondyloartritis leidt een initiële
combinatiebehandeling van de TNF-remmer infliximab met het
NSAID naproxen tot significant hogere percentages voor partiële
remissie dan een behandeling met enkel naproxen.
Referenties
1.
Felson DT, Smolen JS, Wells G, et al. Ann Rheum Dis 2011;70(3):404-13.
2.
Aletaha D, Smolen JS. Arthritis Rheum 2011;63(12):3702-11.
3.
Rezaei H, Saevardottir S, Forslind K, et al. Ann Rheum Dis 2012;71(2):186-91.
4.
Choquette D, Bensen WG, Sheriff MK, et al. EULAR 2012. Abstract FRI0063.
5.
Emery P, Keystone E, Fleischmann E, et al. ASCO 2011. Abstract 2236.
6.
Akhavan P, Bykerk VP, Sun Y, et al. Arthritis Rheum 2010;62(Suppl 10):343.
7.
Emery P, Kvien TK, Combe B, et al. Ann Rheum Dis 2012;71(6):989-92.
8.
Goekoop-Ruiterman YP, de Vries-Bouwstra JK, Allaart CF, et al. Arthritis Rheum 2005;52(11):3381-90.
9.
Van den Broek M, Dirven L, Dehpoor AJ, et al. EULAR 2012. Abstract FRI0059.
10. Brown AK, Conaghan PG, Karim Z, et al. Arthritis Rheum 2008;58(10):2958-67.
11. Nam JL, Villeneuve E, Conaghan PG, et al. ACR 2011. Abstract 463.
12. Peters MJL, Symmons DPM, McCarey D, et al. Ann Rheum Dis 2010;69:325-31.
13. Genovese MC, Keystone EC, Hsia EC, et al. ACR 2009. Abstract 1670.
14. Raison CL, Capuron L, Miller AH. Trends Immunol 2006;27(1):24-31.
15. Cavanagh J, Paterson C, MclEan J, et al. Ann Rheum Dis 2010;69:1251-2.
16. Weinblatt ME, Bingham III CO, Mendelsohn, AM, et al. EULAR 2012. FRI0169.
17. Sieper J, Lenaerts J, Wollenhaupt J, et al. EULAR 2012. THU0274.
18. Sieper J, Lenaerts J, Wollenhaupt J, et al. EULAR 2012. THU0276.
Figuur 2: ACR20-, ACR50- en ACR70-respons bij reumatoïde artritis na 14 weken
behandelen met de intraveneuze vorm van golimumab of met placebo.
Figuur 3: Percentage van patiënten met axiale spondyloartritis die partiële remissie
behaalden (ASAS-criteria).
100
80
60
40
20
0
Primair
eindpunt
P
er
centage pa
tiënt
en
ACR20
ACR50
ACR70
Placebo + methotrexaat (n=197)
Golimumab 2mg/kg + methotrexaat (n=395)
*p < 0,001
24,9
*
58,5
8,6
*
29,9
3,0
*
12,4
100
80
60
40
20
0
P
er
centage pa
tiënt
en
met ASAS
-par
tiële r
emissie
Week 2
Week 6
Week 16
Week 28
In iximab + naproxen
Placebo + naproxen
Primair
eindpunt
p = 0,0251
p = 0,0018
p = 0,0032
p = 0,0021
ORC205N_EspacePharma.indd 3
21/09/12 11:54
OR0782N
eular 2012:
enkele blikvangers
Alex Van Nieuwenhove
Keywords: biological ­ cardiovascular disease ­ EULAR ­ hip fracture ­ menopause ­ stem cell transplantation ­
systemic sclerosis
Dit jaar vond het congres van de EULAR (European Ligue Against Rheumatism)
in Berlijn plaats, van 6 tot 9 juni. Hier volgt een selectie van studies die op veel aandacht
van de medische pers konden rekenen, of die ook door de EULAR zelf aan de pers werden
voorgesteld.
c
o
n
gr
e
s