rifere structurele pathologie, zoals patiënten met reuma toïde artritis, als bij patiënten met syndromen die verband houden met centrale sensitiviteit, zoals bijvoorbeeld fibro myalgie en chronische whiplash. Centralesensitiviteitsyndromen worden gekenmerkt door centrale sensitisatie of, met andere woorden, een verhoogde exciteerbaarheid en responsiviteit van de centrale pijn neuronen. Deze verhoogde gevoeligheid of hyperexciteer baarheid van het centrale zenuwstelsel resulteert in spontane activiteit, een verhoogde respons op stimuli en een groter projectiegebied. Dit manifesteert zich dan in ver algemeende hyperalgesie (overgevoeligheid voor pijn- prikkels), allodynie (onschadelijke prikkels die als pijnlijk ervaren worden) en gegeneraliseerde gerefereerde pijn over verschillende segmenten van het ruggenmerg (1). De aanwezigheid van veralgemeende hypersensitiviteit en hyperalgesie, zelfs op asymptomatische plaatsen, en de aanwezigheid van allodynie wijzen op sensitisatie van het centrale nociceptieve systeem. Dit verklaart waarom patiënten met bijvoorbeeld fibro myalgie en chronische whiplash chronische veralgemeende pijnklachten rapporteren zonder duidelijke lokalisatie (2) en vaak zonder duidelijk aantoonbare oorzaak. Ook bij artrose is er meer en meer consistent bewijs voor de aan- wezigheid van centrale sensitisatie. van de neuronen van de dorsale hoorn door aanhoudende nociceptieve stimulatie, een falende endogene pijninhibitie of een toegenomen pijnfacilitatie, vaak als gevolg van bepaalde (ongepaste) cognities, emoties en gedragingen (= cognitieve emotionele sensitisatie), zoals die typisch fre- quent voorkomen bij patiënten met centralesensitiviteit syndromen. tie, falende pijndemping, etc. bij patiënten met fibromyal gie, chronische hoofdpijn, artrose en chronische whiplash de laatste jaren sterk toeneemt, begint meer en meer de vraag te rijzen of centrale sensitisatie ook geen rol zou kunnen spelen bij andere chronischepijnpopulaties, zoals bijvoorbeeld patiënten met chronische lagerugklachten of patiënten met reumatoïde artritis. metrische gewrichtsontstekingen die bijgevolg pijn ver- oorzaken, zijn er toch ook een aantal klinische tekens die Zo weten we dat de pijn bij reumatoïde artritis spontaan kan optreden of bij zachte bewegingen binnen normale mobiliteit. Verder blijkt de ernst van de pijn niet altijd evenredig te zijn met de ernst van de ziekte en zijn ook omliggende (gezonde) weefsels vaak gevoelig. Gerefereerde pijn wordt eveneens gerapporteerd. Perifere sensitisatie zou over het algemeen nog verantwoordelijk geacht kunnen worden voor de gewrichtspijnen. Perifere sensitisatie of weefselsensitisatie is het gevolg van het vrijstellen van be paalde chemische stoffen, zoals histamine, in respons op een trauma of ontsteking. De vrijgestelde stoffen kunnen de sensitiviteit van de perifere zenuwen in deze regio verhogen, waardoor primaire hyperalgesie (overgevoeligheid voor pijnprikkels op de symptomatische plaats) optreedt. De toegenomen respons op afferente input vanuit niet aangedane en nietgerelateerde gebieden, het bilaterale voorkomen van de klachten en de aanwezigheid van auto nome disfuncties zijn echter toch suggestief voor proble men in de centrale pijnverwerking. Op basis van deze hypothese werd een systematische litera tuurstudie uitgevoerd om te inventariseren wat er al geweten is over centrale pijnverwerkingsprocessen bij patiënten met reumatoïde artritis. Med en Web of Science werden 24 artikels geselecteerd. Omdat er niet veel literatuur voorhanden was, werden alle designs, ongeacht hun kwaliteit, geïncludeerd. Het grootste deel betrof case-control studies (n = 12) en niet- systematische reviews (n = 6). Bijgevolg was de bewijs kracht over het algemeen laag (3). reumatoïde artrItIs trale betrokkenheid hebben betrekking op de klinische ma nifestatie van de ziekte. Zoals reeds eerder aangehaald is de ernst van de symptomen niet altijd in overeenstemming met de ernst van de ziekte, en de symptomen treden soms spontaan op of blijven voortduren na een ziekte-episode (4). Het symmetrische voorkomen van zowel klachten als radiografische afwijkingen zou kunnen wijzen op bilaterale neurale lussen die bijvoorbeeld substantie P vrijgeven (5). Omgekeerd ziet men ook dat bij patiënten met premorbide perifere of centrale paralyses de paretische ledematen ge spaard blijven (6). |