background image
OrthO-rheumatO | VOL 10 | Nr 4 | 2012
29
beide als monotherapie voor de behandeling van reuma
toïde artritis bij patiënten die niet in aanmerking kwamen
voor een onderhoudsbehandeling met methotrexaat (12).
Meer informatie over beide studies is verder in dit tijd-
schrift terug te vinden.
snelle radIologIsche progressIe
bIj vroegtIjdIge reumatoïde artrItIs
Snelle radiologische progressie in het eerste jaar na diag-
nose van reumatoïde artritis in een vroeg ziektestadium is
een onafhankelijke voorspellende factor voor functionele
handicap na acht jaar, zo blijkt uit de BeSt-studie.
In de BeSt-studie werden vier initiële behandelingen voor
reumatoïde artritis vergeleken, twee beginnend met mo
notherapie, en twee beginnend met combinatietherapie
(DMARD plus prednisolon of methotrexaat plus inflixi
mab). De patiënten werden opgevolgd volgens de principes
van tight disease control. Na een jaar leidde combina
tietherapie tot snellere functionele verbetering en minder
radiografische schade dan monotherapie (13).
Een nieuwe analyse van de BeSt-studie had als doel na te
kijken hoe de patiënten die na één jaar snelle radiologische
progressie ontwikkelden, het na acht jaar stelden (14).
Snelle radiologische progressie werd gedefinieerd als een
toename met minstens 5 punten van de score van Sharp en
van der Heijde na één jaar behandeling.
Snelle radiologische progressie werd opgemerkt bij 22 pro -
cent van de patiënten. Die patiënten waren frequenter
behan deld met initiële monotherapie (74% vs. 41%) dan
patiënten zonder snelle progressie. Er was vaker een posi
tieve reumafactor (82% vs. 60%), de patiënten waren vaker
ACPA-positief (77% vs. 55%) en hadden een hogere bezin
king bij aanvang (53mm/u vs. 37mm/u). Ook de HAQ-score
was bij aanvang hoger (1,5 vs. 1,4; p = 0,04).
Na acht jaar hadden patiënten met snelle radiologische
progressie een statistisch en klinisch significant hogere
HAQ-score dan patiënten zonder snelle progressie (ver-
schil 0,21; 95%-BI: 0,10-0,33), ondanks een relatief ge
lijke onderdrukking van de DAS-score in beide groepen
(Figuur). Na correctie voor de evolutie van de DASscore
over de tijd was dit verschil nog 0,14 (95%-BI: 0,05-0,24).
Patiënten met snelle radiologische progressie in het eerste
jaar hadden vaker progressie van gewrichtsschade in jaar
1 tot jaar 8. Ongeveer een derde van de verschillen in func
tioneren tussen de patiënten met en zonder snelle radio
logische progressie kon worden verklaard door verschillen
in ziekteactiviteit.
Patiënten met snelle radiologische progressie in het eerste
jaar van de behandeling blijven dus meer progressie van
gewrichtsschade vertonen in de daaropvolgende jaren dan
patiënten zonder snelle radiologische progressie.
figuur: gemiddelde haQ-score bij reumatoïde artritis met en zonder
snelle radiologische progressie in de best-studie, gecorrigeerd voor
beïnvloedende factoren (behandelingsstrategie, haQ bij aanvang,
bezinking, score van sharp en van de heijde, apca en reumafactor).
referenties
1. nurmohamed mT, bao y, signorovitch j, et al. use of anti-Tnf therapy is associated with
reduced cardiovascular event risk in rheumatoid arthritis. eular 2012. abstract oP0002.
2. listing j, Pattloch d, kekow j, et al. successful control of disease activity and treatment
with biologics increase the life expectancy in rheumatoid arthritis patients. eular 2012.
abstract oP0047.
3. scire Ca, lunt m, symmons dP, Verstappen sm. early and sustained remission is
associated with improved survival in patients with inflammatory polyarthritis: results
from the norfolk arthritis register. eular 2012. oP0126.
4. Che h, morel j, Combe C, et al. risk of herpes zoster viruses infections (hsV, VZV) during
anti-Tnf therapy in patients with inflammatory rheumatic diseases. systematic review
and meta-analysis. eular 2012. abstract Thu0368.
5. strangfeld a, eveslage m, scheider m, et al. Treatment benefit or survival of the fittest:
what drives the time-dependent decrease in serious infection rates under Tnf inhibition
and what does this imply for the individual patient? ann rheum dis 2011;70(11):1914-
20.
6. strangfeld a, manger b, eisterhues C, et al. Validation of the rabbiT risk score for serious
infections. eular 2012. abstract oP0144.
7. seghal a, mannalithra a, mithal a, singh g, Triadafilopoulos g. hip fracture in the
extreme elderly: the last frontier of a growing public health problem. eular 2012.
abstract oP0043.
8. van laar jm, farge d, sont jk, et al. The asTis trial: autologous stem cell transplantation
versus iv pulse cyclophosphamide in poor prognosis systemic sclerosis: first results.
eular 2012. lb0002.
9. Pikwer m, jacobsson l, nilsson j-a, et al. early menopause predicts a mild type of
rheumatoid arthritis. eular 2012. abstract fri0087.
10. Putrik P, ramiro s, Pavlova m, et al. inequalities across 46 european countries in clinical
eligibility criteria for the start of a first (reimbursed) biologic in patients with rheumatoid
arthritis. eular 2012. abstract oP0011.
11. schiff m. abatacept sC versus adalimumab on background methotrexate in ra: one year
results from the amPle study. eular 2012. oP0022.
12. emery P, van Vollenhoven r, dikranian a, et al. Tocilizumab (TCZ) monotherapy is
superior to adalimumab (ada) monotherapy in reducing disease activity in patients with
rheumatoid arthritis (ra): 24-week data from the phase 4 adacta trial. eular 2012. late
breaking abstract 0004.
13. goekoop-ruiterman yP, de Vries-bouwstra jk, allaart Cf, et al. Clinical and
radiographic outcomes of four different treatment strategies in patients with early
rheumatoid arthritis (the best study): a randomized, controlled trial. arthritis rheum
2005;52(11):3381-90.
14. Van den broek m, dirven l, dehpoor aj, et al. is rapid radiological progression in early ra
predictive of disability and joint damage progression during 8 years of follow-up? eular
2012. abstract fri0059.
G
emiddelde HA
Q
1,6
1,2
0,8
0,4
0
0
1
2
3
4
5
6
7
8
Tijd (jaren)
Zonder snelle radiologische progressie
Met snelle radiologische progressie