background image
OrthO-rheumatO | VOL 10 | Nr 4 | 2012
19
Osteoïde osteomen kunnen zich intracorticaal, subperio
staal, endostaal of medullair ontwikkelen. Ze komen voor
in de cortex van lange beenderen (in 80-90%). De onderste
ledematen, en vooral de femur en tibia, zijn het frequentst
aangetast. In het bovenste lidmaat is de humerus het meest
getroffen (3).
Osteoïde osteomen worden gekenmerkt door een osteoïd
rijke nidus in gevasculariseerd bindweefsel. De nidus kan
calcificaties bevatten en er is meestal een perilaesionele
zone van sclerotisch bot door reactieve botaanmaak. De
tumor wordt zelden groter dan 15mm (1, 4).
Pijn ter hoogte van de laesie is het meest voorkomende
symptoom. Nocturale pijn komt veel voor. De pijn kan zeer
goed reageren op salicylaat of NSAID. Roodheid, warmte
en zwelling zijn mogelijk, maar locale drukpijn is vaak de
enige bevinding tijdens klinisch onderzoek (2).
Prostaglandines, zenuwuiteinden en een rijk capillair
netwerk spelen een belangrijke rol in de pathofysiologie
van de pijngewaarwording. Hoge concentraties van pros
taglandines werden teruggevonden in de nidus van deze
tumoren en er is een spectaculaire vermindering van de pijn
bij inname van salicylaten of van NSAID. De prostaglan-
dines veroorzaken waarschijnlijk vasodilatie, waardoor
een drukverhoging in de nidus ontstaat met pijnsensatie
tot gevolg (5).
De belangrijkste differentiaaldiagnoses
in onze casus wa
ren een botstressreactie en stressfractuur van de fibula en
pathologie van de peroneuspezen. Minder waarschijnlijke
diagnoses waren articulaire pathologie, impingementsyn
droom, sinustarsisyndroom, een tumorale of infectieuze
pathologie en gerefereerde pijn.
Wat de beeldvorming betreft, is conventionele radiografie
het geprefereerde onderzoek. In de eerste maanden na het
ontstaan van de pijn kan conventionele radiografie vals-
negatief zijn. Het kan daarom nuttig zijn om dit onderzoek
te herhalen na een zekere tijd indien een osteoïd osteoom
vermoed wordt. Ook in onze casus leek er initieel niets
zichtbaar op radiografie. Bij retrospectief nazicht zagen we
een kleine hypodensiteit mediaal distaal in de fibula. We
namen ook een echografie, aangezien een peesprobleem
figuur 1: rx ­ onregelmatig begrensde hypodensiteit mediaal in de
distale fibula.
figuur 2: nmr stIr ­ vochthoudende laesie met omliggend
botoedeem.