background image
OrthO-rheumatO | VOL 10 | Nr 4 | 2012
58
de remodelleringswaarde (botremodellering treedt zowel
bij kinderen als bij volwassenen op). De biologische para
meters die momenteel worden gebruikt, zijn dezelfde.
berekenIng van de Weerstand van het skelet
Osteoporose is een systemische aandoening van het ske
let, die wordt gekenmerkt door een geringe botmassa en
microarchitecturale aantasting van het botweefsel. Dit
geeft aanleiding tot fragiele botten en een verhoogd frac
tuurrisico. Het is gemakkelijk om de botmineraaldichtheid
(BMD) te meten en de risico's te bepalen die verbonden zijn
aan een lage BMD (cfr. criteria van de WGO en T-scores)
(5). De microarchitectuur kan enkel worden geëvalueerd
aan de hand van histomorfometrische kwantitatieve ana
lyses van botbiopsieën. Nietbiologische technieken zoals
microscan en magnetische resonantie met hoge resolutie
zitten nog in een experimenteel stadium, maar zijn veelbe
lovend. Recenter ontwikkelde de WGO het FRAX
®
model.
Het is een instrument gebaseerd op klinische risicofac
toren (geslacht, leeftijd, gewicht, lengte, queteletindex,
persoonlijke of familiale voorgeschiedenis van fragili
teitsfracturen, gebruik van glucocorticoïden, rookstatus,
alcoholisme, secundaire oorzaken voor osteoporose). De
berekening van het algoritme maakt een statistische schat
ting mogelijk van het fractuurrisico in de volgende tien
jaar, al dan niet in combinatie met densitometrie (6). Deze
twee instrumenten moeten de therapeutische indicatie bij
osteoporose verfijnen. Vergeten we echter niet dat in een
grootschalige therapeutische studie waarin het risico op
een heupfractuur werd geëvalueerd en waarin de selec
tie van de bejaarde personen was gebaseerd op klinische
risico's, een behandeling met bisfosfonaten het fractuur
risico enkel verlaagde bij patiëntes met een lage BMD (7).
figuur 3: botmodellering tijdens de groei. als het kind groeit
(overgang van situatie a naar situatie b), wordt het bot langer (+),
maar de vorm verandert en past zich aan de nieuwe lengte aan (-).
figuur 2: lokalisatie van het corticale en trabeculaire bot.
Dorsale en lumbale wervelkolom
75% trabeculair
25% corticaal
Distale onderarm
25% trabeculair
75% corticaal
Femurhals
25% trabeculair
75% corticaal
Intertrochantaire zone (heup)
50% trabeculair
50% corticaal
B
A