background image
OrthO-rheumatO | VOL 10 | Nr 4 | 2012
37
worden vrijgemaakt door capsulotomie in geval van ge-
wrichtsankylose (bijvoorbeeld: knie en enkel) en kan een
osteotomie worden uitgevoerd (bijvoorbeeld: valgisatie-
osteotomie van het calcaneum bij hielvarus, medialisatie-
osteotomie van het tuber calcanei in geval van knikvoet)
(15). De belangrijkste indicaties voor peesverlenging zijn
geretracteerde spitsvoet (verlenging van de achillespees),
knieflexie (verlenging van de kniepezen) en spastische
hand (verlenging van de buigpezen van de vingers volgens
Scaglietti-Page of distale tenotomie). Door vernietiging van
de golgiorganen in de pees kan met peesverlenging ook de
spasticiteit worden verminderd. Deze behandelings optie
wordt besproken als de spasticiteit in de spieren moei
lijk bereikbaar is met neurotonomie (bijvoorbeeld: korte
buigspieren van de tenen en oppervlakkige en diepe buig
spieren van de vingers). Peesverlenging biedt echter het
nadeel dat de spier wordt verzwakt of dat haar functie zelfs
volledig wordt opgeheven, wat met name in het geval van
propulsieve spieren (bijvoorbeeld: het complex kuitspier-
achillespees) een functionele weerslag kan hebben. De ver
lenging moet daarom optimaal worden geregeld.
Sommige patiënten met een spieronevenwicht kunnen
worden geholpen met een peestransfer. Het meest voorko
mende voorbeeld is ongetwijfeld varusvoet in de oscillatie
fase van de stap, te wijten aan de natuurlijk variserende
werking van de voorste beenspier die onvoldoende wordt
gecompenseerd door de paretische laterale kuitbeenspie
ren. De beste transfer in deze indicatie is de hemitranspo
sitie van de pees van de voorste beenspier (of van de ach
terste beenspier en de strekspier van de grote teen) op het
cuboïd of op de pees van de laterale korte kuitspier (16). Aan
de bovenste ledematen kunnen transfers van de spastische
buigspieren worden uitgevoerd (bijvoorbeeld: de voorste
elleboog) op de paretische strekspieren om de houding bij
het buigen van de pols te verbeteren. Deze transfers zijn
bij spasticiteit echter moeilijker uit te voeren dan bij peri
fere verlamming. Enerzijds moet worden nagegaan of de te
transfereren spier op het gewenste moment actief is. Voor
de onderste ledematen moet eventueel een loopanalyse
met emg-studie worden uitgevoerd. Anderzijds heeft een
getransfereerde spier de neiging om te verzwakken, iets
waar rekening mee moet worden gehouden bij de indica
tie. Vóór de transfer ten slotte moet de spasticiteit van de
antagonistische spieren (bv: kuitspier voor de transfer van
de voorste beenspier) soms worden behandeld.
In sommige gevallen kunnen artrodesen uitstekende re
sultaten opleveren. Een onevenwichtige voet kan worden
uitgelijnd en gestabiliseerd met een drievoudige artrodese
(tibiotalair, subtalair, mediotarsaal). Een geïsoleerde ar
trodese van het subtalaire gewricht corrigeert een spits en
klompmisvorming van de achtervoet definitief. In som
mige situaties is artrodese van de pols met resectie van de
eerste rij van de handwortel zeer efficiënt.
conclusIe
Voor spasticiteit zijn verschillende medische en chirur
gische behandelingen beschikbaar die elkaar vaak aanvul
len. De keuze van de optimale behandeling wordt erg
bemoeilijkt door de vele verschillende neurologische aan
doeningen die de spasticiteit kunnen veroorzaken, de vele
klinische ziektebeelden en klachten en het gebrek aan pre
cieze guidelines voor de behandeling van spasticiteit. Om
de patiënt het best mogelijke resultaat te garanderen, is
daarom een multidisciplinaire behandeling aangewezen
waarbij we beschikken over alle diagnostische en thera-
peutische middelen. Bij deze behandeling moeten we
realistische en realiseerbare doelen nastreven die we sa
men met de patiënt bepalen en die het voorwerp uitmaken
van een `doelverbintenis' tussen de patiënt en het team. Na
de behandeling moet de patiënt dan ook verder worden
gevolgd om het resultaat en de tevredenheid van de patiënt
te controleren en de ervaring van het team te verrijken.
referenties
1. lance j. spasticity: disordered motor control. in: feldman r, young r, koella w, eds.
symposium synopsis. Chicago: year book medical Publishers, 1980:485-94.
2. gracies jm. Pathophysiology of spastic paresis. ii: emergence of muscle overactivity.
muscle & nerve 2005;31:552-71.
3. deltombe Th, gustin Th, de Cloedt Ph, laloux P, de wispelaere jf. la prise en charge
interdisciplinaire du traitement de la spasticité. louvain médical 2002;121:351-63.
4. bohannon ew, smith mb. interrater reliability of a modified ashworth scale of muscle
spasticity. Phys Ther 1986;67:206-7.
5. Penn rd, savoy sm, Corcos d, latash m, gottlied g et al. intrathecal baclofen for severe
spinal spasticity. n engl j med 1989;320:1517-54.
6. deltombe T, jamart j, hanson Ph, gustin Th. soleus h reflex and motor unit number
estimation after tibial nerve block and neurotomy in patients with spastic equinus foot.
Clinical neurophysiology 2008;38:227-33.
7. gracies jm, elovic e, mcguire j, simpson d. Traditional pharmacological treatments
for spasticity. Part ii: general and regional treatments. muscle & nerve 1997, supp.
6:s92-s120.
8. rietma j, geertzen j. efficacy of intrathecal baclofen delivery in the management of
severe spasticity in upper motor neuron syndrome. acta neurochir suppl 2007;97:205-
11.
9. stetkarova i, yablon s, kofler m, stokic d. Procedure and device related complications
of intrathecal baclofen administration for management of adult muscle hypertonia: a
review. neurorehabil neural repair 2010;24(7):609-19.
10. kirazli y, yagiz on a, kismali b, aksit r. Comparison of phenol block and botulinus toxin
type a in the treatment of spastic foot after stroke: a randomized, double-blind trial. am
j Phys med rehabil 1999;77:510-15.
11 . Palomar f, mir P. neurophysiological changes after intramuscular injection of botulinum
toxin. Clin neurophysiol 2012;123:54-60.
12. wissel j, ward ab, erztgaard P, et al. european consensus table on the use of botulinum
toxin type a in adult spasticity. j rehab med 2009;41:13-25.
13. bollens b, deltombe T, detrembleur C, gustin T, stoquart g, lejeune T. effects of selective
tibial nerve neurotomy as a treatment for adults presenting with spastic equinovarus
foot: a systematic review. j rehabil med 2011;43:277-82.
14. deltombe T, gustin T. selective tibial neurotomy in the treatment of spastic equinovarus
foot in hemiplegic patients: a 2-year longitudinal follow-up of 30 cases. arch Phys med
rehabil 2010;91:1025-30.
15. denormandie P, kiefer C, mailhan l, et al. surgical treatment of orthopedic deformities
due to spasticity in the lower limb. neurochirurgie 2003;49:339-52.
16. edwards P, hsu j. sPlaTT combined with tendo achilles lengthening for spastic
equinovarus in adults: results and predictors of surgical outcome. foot ankle
1993;14(6):335-8.