voor botresorptie als ze hoog zijn predictief zijn voor een betere respons van de BMD en het fractuurrisico na behandeling met middelen die de botresorptie tegengaan, en vice versa voor verlaagde markers voor botvorming en botvormingsbevorderende middelen. Volgens verschil lende spilstudies met geneesmiddelen tegen osteoporose is dat jammer genoeg niet gemakkelijk aan te tonen, toch niet als we ons baseren op de markerwaarden voor instel ling van de behandeling (14). Toch lijkt er een verband te bestaan met de veranderingen van de BMD (15, 16). getoond dat een afname van de markers met ten minste 30 procent gepaard gaat met een betere respons van het fractuurrisico (16-20). Deze waarde van 30 procent ligt dicht bij de waarde van de `kleinste significante verande ring' bij een individuele patiënt. Die laatste is gebaseerd op de variatiecoëfficiënt (VC) van de techniek. De formule van deze statistische waarde is 2.2.VC. De VC van de technie ken om de remodelleringsparameters te meten, bedraagt ongeveer 10 procent. trouw bij osteoporose gering. In een recente studie is vast- gesteld dat ongeveer 50 procent nog onder behandeling is na 1 jaar, 35 procent na 2 jaar, 25 procent na 3 jaar en 14 procent na 4 jaar (21). Er is een verband tussen een gunstige resultaten van spilstudies worden dus niet in het dagelijkse leven gereproduceerd. Het gebruik van de mar kers kan helpen om de compliance te verbeteren, omdat het de patiënten het biologische effect van hun behande ling kan laten zien. Dat geldt vooral voor antiresorptiemid delen, waarvan het remmende effect op de resorptie over duidelijk is. Dit effect verschijnt ook snel ( 3 maanden) in een individueel geval. Maar het mag de contacten tussen een arts en zijn patiënt niet vervangen. Een gesprek met de patiënt kan de compliance ook verbeteren (22). fosfonaten, is moeilijk te bepalen. Dubbelblinde spil studies waarin voortreffelijke resultaten werden opgetekend op het vlak van fractuurremmende effecten duurden slechts drie tot vijf jaar. In het leven van een osteoporo tische patiënt brengt een dergelijke duur ons niet erg ver. We zijn geneigd de behandeling voort te zetten omdat de levensverwachting van bejaarden elk jaar toeneemt. Twee studies met alendronaat (23, 24) en één studie met strontiumranelaat duurden tien jaar (25). Er werd geen verlies van het antifractuureffect vastgesteld. Maar ge zien het theoretische risico dat we de botremodellering te sterk remmen, met als gevolg dat het skelet opnieuw fragiel wordt, en gezien het feit dat bisfosfonaten lang in het skelet aanwezig blijven, is het verleidelijk om `thera- peutisch verlof' te nemen na 3 tot 5 jaar behandeling. elisa geen voedselonthouding hemolyse vermijden eClia hemolyse vermijden Tweede urine van de ochtend |