skelet aan overbelasting en herhaaldelijke trauma's. Remo dellering is afhankelijk van de werking van gespecialiseer- de cellen: enerzijds botresorptie door de osteoclasten, die verouderd bot elimineren, dat niet langer is aangepast aan de mechanische weerstand en/of de metabole functies en anderzijds botvorming door de osteoblasten. Oude osteo blasten laten zichzelf `begraven' in het bot en zorgen voor de mechanotransductie door op belasting van het skelet te reageren met de secretie van sclerostine. Dit cytokine circuleert in de onderling verbonden kanaaltjes die com municeren met het oppervlak. Dit proces herlanceert de remodellering door stimulatie van het RANKL-RANK- OPG-systeem in de meercellige functionele basiseenheden (BMU's) waarvan er in de botten miljoenen aanwezig zijn (1). Het normale remodelleringsritme is moeilijk te bepa len, zelfs bij vrouwen voor de menopauze, het referentie punt. De serumconcentraties van Cterminaal telopeptide van type 1collageen (CTX), een katabool residu van de resorptie, en het Nterminaal propeptide van procollageen type 1 (P1NP) (resultaat van de botvorming) zijn hoger in Frankrijk dan in het Verenigd Koninkrijk... Ongeveer 2,5 procent van de normale jonge vrouwen voor hun meno pauze heeft concentraties van deze markers die lager zijn dan de onderste grenswaarden van de laboratoriumrefe rentiewaarden (2). volledige remodelleringcyclus (resorptie rustfase vorming rustfase) 8,2 maanden (afwijkingen 3,4-54 maanden) (3). Er is een koppeling in de cellulaire acties van de BMU's, die 20 keer zo talrijk zijn in het trabeculaire bot dan in het cor ticale bot. Het corticale bot vertegenwoordigt 80 procent van de botmassa (Figuur 2). het botmetabolisme in het trabeculaire bot dan in het cor ticale bot in situaties met een hoge remodellering (voor beeld: de menopauze). Het botverlies dat in deze situaties wordt vastgesteld, kan worden verklaard door een nega tief evenwicht tussen de osteoclastische en de osteoblas tische activiteit, die beide versnellen. Maar de osteoblasten hebben moeite om de beweging te volgen in de remodel leringseenheden waarvan de activeringsfrequentie is ver sneld. Tegenwoordig kan het globale botremodellerings niveau worden berekend aan de hand van een meting van uiteenlopende biologische markers. Merk wel op dat het nog niet mogelijk is om biologisch het onderscheid te ma ken tussen remodellering van het trabeculaire bot en remo dellering van het corticale gedeelte: het is ook niet moge lijk om bij kinderen in de groei het onderscheid te maken tussen de botmodelleringswaarde (die de vorm van het bot aanpast in functie van de verlenging ervan) (Figuur 3), en |