background image
OrthO-rheumatO | VOL 10 | Nr 4 | 2012
31
F a r m a
F o r u m
AMPLE-studie
De AMPLE-studie is een prospectieve, gerandomiseerde en
multinationale fase 3B-studie die twee jaar loopt bij patiënten met
reumatoïde artritis. De studie is opgezet uitgaande van de hypothese
dat twaalf maanden behandeling met abatacept niet-inferieur is aan
behandeling met adalimumab, waarbij een marge voor niet-inferioriteit
van 12 procent is gehanteerd en waarbij ook methotrexaat aan de
behandeling is toegevoegd.
Aan de studie hebben 646 patiënten deelgenomen die allen een
ontoereikende respons hadden behaald met methotrexaat en die
voordien nooit met een biological waren behandeld. Naast methotrexaat
hebben ze wekelijks 125mg abatacept subcutaan toegediend gekregen
of tweemaal per week 40mg adalimumab. Alle patiënten waren minder
dan vijf jaar ziek en ze leden matig ernstig tot ernstig aan de ziekte.
Het primaire eindpunt van de studie is niet-inferioriteit van abatacept na
één jaar, in vergelijking met adalimumab, gebaseerd op de ACR20-scores.
Secundaire eindpunten zijn reacties op de injectieplaats (zoals blauwe
plekken, jeuk, pijn), veiligheid, retentie en radiografische inhibitie.
Resultaten qua doeltreffendheid
De studie kon de niet-inferioriteit van subcutaan abatacept ten opzichte
van adalimumab aantonen, op basis van de ACR-responspercentages na
één jaar therapie.
Het primaire eindpunt, de ACR20-respons, werd behaald door
64,8 pro cent van de patiënten behandeld met subcutaan abatacept
en door 63,4 procent van de patiënten behandeld met adalimumab
(Figuur). Een gelijkaardige doeltreffendheid werd ook aangetoond voor
alle metingen van de ziekteactiviteit, met inbegrip van de ACR50- en
ACR70-respons en de DAS28-CRP-score. De evolutie van de respons over
de tijd is voor beide geneesmiddelen op gelijkaardige wijze verlopen.
HAQ-respons werd gedefinieerd als een verbetering van minstens drie
eenheden ten opzichte van bij aanvang. Na één jaar is de HAQ-respons
in de groepen met adalimumab (60,4%) en met abatacept (57,0%)
vergelijkbaar.
Beide behandelingen hebben gelijkaardige en robuuste voordelen
laten zien wat boterosie en gewrichtsvernauwing betreft. Afwezige
radiologische progressie wordt bij 84,4 procent in de abataceptgroep
opgetekend en bij 88,6 procent in de adalimumabgroep.
Resultaten qua veiligheid
De types van bijwerkingen stemmen overeen met wat in eerdere
klinische studies met abatacept en adalimumab was opgemerkt.
Ernstige bijwerkingen deden zich voor bij 10,1 procent van de patiënten
uit de abataceptgroep en bij 9,1 procent van de patiënten uit de
adalimumabgroep. Lokale reacties ter hoogte van de injectieplaats
werden vaker vastgesteld met adalimumab (9,1%) dan met abatacept
(3,8%). Respectievelijk 6,1 procent en 3,5 procent hebben de
behandeling stopgezet vanwege bijwerkingen.
Conclusie
Michael Schiff concludeert dat de twee geteste middelen met een
verschillend werkingsmechanisme, met name T-celmodulering en
TNF-remming, tot een vergelijkbaar klinisch voordeel leiden. Dit
suggereert volgens hem dat beide behandelingen op een gelijke manier
kunnen overwogen worden voor de behandeling van patiënten met
reumatoïde artritis die onvoldoende reageren op methotrexaat.
AnnuAl EuropEAn CongrEss oF rhEumAtology, BErlin, 6-9 JunE 2012
OR
C218N
Abatacept versus
adalimumab
bij reumatoïde artritis
Patricia Arnouts
T
ijdens het laatste congres van de EULAR (European League Against
Rheumatism) werden voor het eerst resultaten van vergelijkende
klinische studies met biologicals bekendgemaakt. Michael
Schiff (Colorado, USA) stelde de resultaten van de AMPLE-studie voor
(1). Die studie vergeleek abatacept, een inhibitor van de activiteit van
T-lymfocyten, met de TNF-remmer adalimumab.
Figuur: subcutaan abatacept versus adalimumab (primair eindpunt).
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
G
edeelt
e v
an pa
tiën
t
en met A
CR20-r
espons (%)
64,8%
63,4%
206/318
208/328
Abatacept sc
Adalimumab
Geschat verschil (95%-BI) tussen de groepen: 1,8% (-5,6% ­ 9,2%)
Subcutaan abatacept is niet beschikbaar in Europa
Referentie
1.
Schiff M. Abatacept SC versus adalimumab on background methotrexate in RA: one year results from the
AMPLE study. EULAR 2012. OP0022.
ORC218N_EspacePharma.indd 1
13/09/12 09:26
OR0718N
interdisciplinaire behandeling
van spasticiteit bij volwassenen
Thierry Deltombe
1
, Thierry Gustin
2
, Philippe De Cloedt
3
, Patricia Lenfant
3
,
Michèle Fostier
4
, Michel Ossemann
5
, Régine Collard
1
, Mie Leeuwerck
1
,
François Peret
1
, Régine Rak
1
1. Interdisciplinaire Consultatie Spasticiteit, dienst Fysieke Geneeskunde en revalidatie, 2. Neurochirurgie, 3. Orthopedische heelkunde,
4. anesthesiologie, 5. Neurologie, Chu mont-Godinne, uCL, Yvoir
Keywords: baclofen pump ­ botulinum toxin ­ dystonia ­ neurotomy ­ spasticity
Spasticiteit kan worden omschreven als spierhypertonie die veroorzaakt door een
letsel van het centraal zenuwstelsel. De aandoening gaat vaak gepaard met spier- en pees-
retractie, verergert de oorspronkelijke functionele stoornis en is een bron van verpleegpro-
blemen en pijn. De behandeling moet worden gestart met het oog op functionele verbete-
ring, afhankelijk van de klachten van de patiënt.
Spasticiteit kan op verschillende manieren worden behandeld. Deze behandelingen vul-
len elkaar vaak aan en kunnen variëren naargelang de oorspronkelijke aandoening, de
plaats en de ernst van spasticiteit. Orale geneesmiddelen, revalidatie, hulpmiddelen, che-
mische denervatie door botulinetoxine, alcohol of fenol, functionele neurochirurgie (neu-
rotomie, baclofenpomp en DREZ-otomie) en orthopedische chirurgie (peesverlenging en
peestransfers) zijn erkende behandelingen voor spasticiteit. Omdat deze behandelingen
zo uiteenlopend zijn, moeten verschillende specialismen samenwerken. Daarom verenigt
de Interdisciplinaire Consultatie Spasticiteit van het CHU Mont-Godinne sinds 1999 artsen
van de diensten fysieke geneeskunde en revalidatie, neurochirurgie, orthopedische chirur-
gie, neurologie en anesthesiologie om de spastische patiënt te evalueren en hem de beste
behandeling voor te stellen.
o
r
t
ho
het team van Interdisciplinaire consultatie spasticiteit (chu mont-godinne)