200mg/kg cyclofosfamide en 7,5mg/kg rbATG (rabbit anti thymoglobulin), gevolgd door reïnfusie van CD34posi tieve stamcellen. In de controlegroep werden 75 patiënten behandeld met een maandelijkse intraveneuze dosis van 750mg/m2 cyclofosfamide gedurende twaalf maanden. Het primair eindpunt van de studie was overleving of afwe zigheid van orgaanfalen. De eerste resultaten, na twee jaar, tonen meer sterfgeval len of gevallen met orgaanfalen in de controlegroep (n = 26) dan in de transplantatiegroep (n = 19). Veertig patiën ten zijn overleden, 16 in de transplantatiegroep en 24 in de controlegroep. In de eerste 100 dagen viel er wel een mortaliteit van tien procent op te tekenen als gevolg van de transplantatiebehandeling, terwijl er geen patiënten over leden in de controlegroep als gevolg van de behandeling. Jacob van Laar (Newcastle), die de initiële resultaten voorstelde, concludeert dat autologe transplantatie van stamcellen tot minder sterfte aanleiding geeft dan de controlebehandeling. Verder onderzoek naar selectie van patiënten en naar optimalere transplantatieregimens zijn nog nodig. reumatoïde artrItIs vroege menopauze, optredend vóór de leeftijd van 46 jaar, vaker een mildere vorm van reumatoïde artritis zullen ont wikkelen dan vrouwen met een menopauze op normale of latere leeftijd. uit een vragenlijst die was rondgestuurd tussen 1991 en 1996 in het kader van een gezondheidsonderzoek in de ge meenschap (9). De bevraagde vrouwen waren toen tussen 45 en 73 jaar oud. In die groep ontstonden 134 gevallen van reumatoïde artritis, na een mediane duur van 5,5 jaar, op een gemiddelde leeftijd van 63,4 jaar. Er werd vastgesteld dat vrouwen met reumatoïde artritis die op de leeftijd van 45 jaar of eerder hun menopauze doormaakten, zowat de helft minder kans hadden om een ernstige ziekte te ontwikkelen ten opzichte van de andere vrouwen (16% versus 35%). Hun kans op een milde of matige vorm, met negatieve reumafactor, was daaren tegen groter (58% vs. 20%). Er konden geen significante ver schillen gevonden worden in de ernst van de ziekte in functie van de duur van gebruik van orale contraceptiva of van de duur van het geven van borstvoeding. Mitra Pikwer (Malmö) concludeert dat hormonale veran deringen signaalpaden kunnen beïnvloeden die verschil lend zijn van deze die naar ernstige, progressieve ziekte leiden. In europa van biologische geneesmiddelen voor de behandeling van reumatoïde artritis. representatieve reumatologen in 48 landen in Europa, dus naar bijna alle landen van Europa. De vragen peilden naar beschikbaarheid en terugbetaling van biologicals voor de behandeling van reumatoïde artritis. De onderzoekster kreeg antwoord uit 46 landen (10). In tien landen (22%) is er nog geen terugbetaling voor biologicals. In de 36 landen waar biologicals terugbetaald werden, waren er 27 waarin meer dan vijf verschillende biologicals beschikbaar waren. Het aantal terugbetaalde geneesmiddelen vertoonde een matige tot zeer sterke cor relatie met de economische welvaart en een ongekeerde correlatie met de gezondheidsstatus van patiënten met reuma toïde artritis. De gemiddelde prijs voor behandeling van een patiënt varieerde tussen 9.431 euro in Turkije tot 21.349 euro in Duitsland. Na correctie voor de koopkracht varieerden die prijzen tussen $14.446 en $61.552. Landen met een lagere socioeconomische status hebben minder toegang tot biologicals. Patiënten met reumatoïde artritis hebben er een slechtere gezondheidstoestand. In meer dan de helft van de landen (58%) was er geen minimale ziekteduur vereist alvorens biologische therapie kon opgestart worden. In de overige landen (42%) was een ziekteduur van drie tot twaalf maanden noodzakelijk. In iets minder dan de helft van de landen (47%) dienden eerst twee synthetische ziektemodificerende middelen uitgeprobeerd te zijn vooraleer biologicals aan de beurt kunnen komen. Ten slotte was er in 86 procent van de landen een minimale ziekteactiviteit vereist om biologicals te kunnen voorschrij ven. In één op drie landen van deze groep was een DAS28 score van minstens 3,2 noodzakelijk, in iets meer dan de helft ervan waren striktere criteria van toepassing. konden op veel aandacht rekenen omdat ze voor het eerst biologicals onderling vergeleken voor de behandeling van reumatoïde artritis. tacept vergeleken met adalimumab, steeds in combinatie met methotrexaat bij patiënten met reumatoïde artritis die onvoldoende baat vonden bij alleen methotrexaat (11). In de ADACTAstudie werd tocilizumab, een inhibitor van de IL6receptor, vergeleken met de TNFremmer adalimumab, |