background image
OrthO-rheumatO | VOL 10 | Nr 4 | 2012
40
OR0800N
het carpaletunnelsyndrooM:
tijd voor een update?
Lise Van Gestel, Roger van Riet, Frederik Verstreken
aZ monica, antwerpen
Keywords: carpal tunnel syndrome ­ diagnostic test ­ electrodiagnosis ­ surgical release
Het carpaletunnelsyndroom (CTS) werd gedefinieerd door de AAOS (American
Academy of Orthopaedic Surgeons) als `een symptomatische compressie neuropathie van
de nervus medianus op het niveau van de pols' (1).
Het is de meest voorkomende drukneuropathie die bij 2 tot 4 procent van de bevolking
voorkomt. Zowel vanuit medisch als vanuit socio-economisch standpunt zijn een correcte
diagnose en behandeling dus van groot belang (2-5).
Algemeen aanvaarde kennis gecombineerd met de bevindingen uit nieuw wetenschappe-
lijk onderzoek vormen de basis voor deze update over de verschillende aspecten die van
belang zijn bij de behandeling van dit probleem.
o
r
t
ho
pathofysIologIe
De carpale tunnel is een beenderige goot welke palmair
overspannen wordt door het ligamentum transversum
(Figuur 1). Aan ulnaire zijde insereert het ligamentum
transversum op het os pisiforme en het os hamatum, ra
diair insereert het ligament op het os scaphoideum en het
os trapezium.
De nervus medianus loopt samen met negen flexorpezen
(flexor pollicis longus, vier flexoren digitorum superficia
lis
en vier flexoren digitorum profundus) door dit kanaal.
De beenderige en ligamentaire wanden van de tunnel heb
ben slechts een beperkte elasticiteit en het volume van
de carpale tunnel kan zich dus niet significant vergroten.
(Figuur 2 en 3) (6). Hoewel de tunnel aan beide zijden
(proximaal en distaal) open is, blijft er steeds een nage
noeg gelijke weefseldruk behouden in de carpale tunnel.
De nervus medianus ligt direct onder het ligamentum
transversum. Distaal van het ligamentum transversum
(talrijke anatomische varianten) takt meestal de recur
rente motorische tak van de nervus medianus af. Deze
innerveert de m. abductor pollicis longus, de m. flexor
pollicis brevis caput superficiale
en de m. opponens
pollicis. Verder distaal splitst de nervus medianus op in de
digitale zenuwen, die de sensibiliteit voorzien van de duim,
index, middelvinger en de radiaire helft van de ringvinger
(Figuur 4) (4).
Anatomische varianten met aberrante spieren of een per
sisterende mediane arterie kunnen de massa in de tunnel
vergroten. Het volume in de tunnel kan ook toenemen
door ruimteinnemende processen, zoals tenosynovitis,
ganglioncyste, lipoom en fibroom van de peesschede (7).
Beenderige letsels of aandoeningen (fractuur, reumatoïde
artritis, osteoartritis van pols en carpus) kunnen de afme
tingen van de tunnel verkleinen.
De veranderingen die optreden ter hoogte van de zenuw
ten gevolge van chronische compressie zijn afhankelijk van
de duur en ernst van de compressie. Aanvankelijk is er een
dynamische en omkeerbare ischemie. Met toenemende
en/of aanhoudende compressie zal focale demyelinisatie
optreden, gevolgd door meer diffuse demyelinisatie en uit
eindelijk axonale degeneratie. De gevoelsklachten zullen
veelal parallel lopen met de histopathologische verande
ringen en zullen evolueren van intermitterende paresthe
sieën naar permanente gevoelloosheid.