infliximab. In deze studie leidde initiële combinatietherapie na één jaar tot een snellere functionele verbetering en tot minder radiografische schade na één jaar dan initiële monotherapie (8). Ook nieuwe gegevens van de BeSt-studie werden op dit congres bekendgemaakt. Zo bleek dat snelle radiografische progressie in het eerste jaar het dagelijkse functioneren over acht jaar kan voorspellen. Patiënten met snelle radiografische progressie werden in de BeSt-studie vaker behandeld met initiële monotherapie dan patiënten zonder snelle radiografische progressie (74% versus 41%) (9). Subklinische synovitis, gevisualiseerd met power doppler, kan in deze context helpen bij het voorspellen van radiografische progressie (10). Emery misschien wel de optimale weg vooruit. Die strategie werd in de placebogecontroleerde IDEA-studie uitgetest. Patiënten met reumatoïde artritis kregen hierin in een vroeg stadium ofwel methotrexaat plus infliximab, ofwel methotrexaat plus intraveneuze, hooggedoseerde steroïden toegediend. Na twee weken behandelen trad er remissie (DAS < 1,6) op bij 22,2 procent in de groep die infliximab kreeg en bij 8,9 procent in de groep die corticosteroïden kreeg (p = 0,054). In de weken nadien waren de remissiepercentages vergelijkbaar (11). aandacht niet alleen moet uitgaan naar de gewrichten, maar naar het gehele syndroom van reumatoïde artritis, en dit door middel van een gepersonaliseerde aanpak. Drie factoren, namelijk cardiovasculaire ziekten, levenskwaliteit en psychologische comorbiditeit spelen een belangrijke rol in dat syndroom. Betreffende cardiovasculaire risicofactoren geeft de EULAR enkele richtlijnen. In de praktijk dient het cardiovasculaire risico berekend te worden. Stoppen met roken is nodig. Indien er van drie kenmerken met name een positieve reumafactor of CCP, een ziekteduur langer dan tien jaar en extra-articulaire aantasting minstens twee aanwezig zijn, dan dient het cardiovasculaire risico met 1,5 vermenigvuldigd te worden. Behandeling met statines, ACE-inhibitoren of sartanen moet dan overwogen worden. Gebruik van NSAID's en corticosteroïden wordt het best zo beperkt mogelijk gehouden (12). aangetoond dat behandeling met combinatie van golimumab en methotrexaat na 24 weken tot een verbetering van de levenskwaliteit leidt (SF-36 PCS-verandering) die significant is ten opzichte van de behandeling met monotherapie plus placebo (13). Ten slotte lijken inflammatoire cytokines een invloed te kunnen uitoefenen op het ontstaan van depressie, naast de voor de hand liggende invloed van functiebeperking en pijn (14). TNF-remmers kunnen hierbij inspelen op de serotonineneurotransmissie in het centrale zenuwstelsel (15). voorgesteld die betrekking hadden op een nieuwe, intraveneuze toedieningsvorm van de TNF-remmer golimumab (16). Tot nu toe bestaat golimumab enkel in een subcutaan injecteerbare vorm. Aan deze GO-FURTHER-studie, een dubbelblinde, placebogecontroleerde fase 3-studie, namen 592 patiënten met reumatoïde artritis deel. Zij leden aan actieve reumatoïde artritis, ondanks een behandeling van minstens drie maanden met methotrexaat. Ze kregen naast methotrexaat een behandeling met 2mg/kg intraveneus golimumab bij aanvang, na vier weken en dan verder om de acht weken, of een intraveneuze placebobehandeling. Bij afwezige respons kon na 16 weken van studiearm verwisseld worden. Het primaire eindpunt van de studie was ACR20-repons op week veertien. Reeds vanaf de tweede week viel een significant hogere ACR20- respons op in de groep met golimumab ten opzichte van de placebogroep. Die werd respectievelijk waargenomen bij 33,2 en 11,7 procent van de patiënten (p < 0,001). Na 14 weken behaalde 58,5 procent van de met golimumab behandelde patiënten een ACR20-respons, tegenover 24,9 procent van de met placebo behandelde patiënten (p < 0,001). Significante verschillen tussen actieve en placebobehandeling waren er ook voor de ACR50- en ACR70-respons (Figuur 2), voor de DAS28-CRP-respons (p < 0,001) en voor verbetering van de HAQ-score. Het veiligheidsprofiel bleek in overeenstemming met dat van TNF-remmers. Er waren lage percentages van infuusreacties. er er criteria voor remissie voor klinische studies die gezamenlijk door de EULAR en het ACR geformuleerd werden in 2011. Twee mogelijke definities werden voorgesteld. Bij een eerste, `booleaanse' definitie, is er hooguit één pijnlijk gewricht, hooguit één gezwollen gewricht, bedraagt de CRP-waarde maximaal 1mg/ dl en is de score op de patient global assessment (schaal van 0 tot 10) niet hoger dan één. De tweede definitie maakt gebruik van de SDAI-index (simplified disease activity index), die maximaal 3,3 mag bedragen (Tabel) (1). Dit houdt onder meer in dat er niet meer dan twee gezwollen gewrichten aanwezig zijn. Deze nieuwe criteria voor remissie waren nodig, want uit verschillende studies bleek dat radiografische progressie nog steeds kon optreden onder remissie volgens de DAS28-criteria (2), of bij klinische respons op methotrexaat (3). Keystone, zeker wat de booleaanse definitie betreft, in vergelijking met de voordien gehanteerde DAS28-score van minder dan 2,6 voor remissie. Dit werd tijdens het congres bevestigd door een analyse van Canadese patiënten behandeld met infliximab en die door reumatologen gevolgd werden. Na zes maanden haalde CRP-score van maximaal 2,6. Beoordeeld volgens de grenswaarde van de SDAI-index was dit 17 procent, terwijl 8 procent voldeed aan de nieuwe criteria van EULAR en ACR (4). uitgevoerd van eerdere klinische studies met TNF-remmers, alsook met golimumab. Zo bleven in de GO-BEFORE- en GO-FORWARD- studies na 24 weken significant grotere remissiepercentages bestaan in die groepen die startten met de combinatie van golimumab en methotrexaat dan in de groep die startte met de combinatie van placebo en methotrexaat (Figuur 1) (5). de principes van treat to target volgt. De target bij reumatoïde artritis dient een toestand van klinische remissie te zijn. Bij een al lang bestaande aandoening kan een lage ziekteactiviteit als doel nog aanvaardbaar zijn. Het gebruik van gevalideerde meetinstrumenten voor de ziekteactiviteit is hierbij van zeer groot belang. Aanpassingen van de therapie dienen minstens om de drie maanden te gebeuren, volgens het principe van tight control, tot het doel is bereikt. Over de termijn van drie maanden bestaat discussie; voor sommige patiënten kan het nuttig zijn wat langer te wachten (6). dat remissie haalbaar is en daarom ook de doelstelling moet zijn voor nieuwe patiënten. De kans op remissie lijkt het grootst bij een behandeling die zeer vroeg in het ziekteproces begint (7). Remissie is echter een complex begrip, stelt Paul Emery. Remissie bij klinisch onderzoek impliceert niet noodzakelijk remissie bij beeldvorming of echte remissie, zonder opspoorbare ziekte, progressie of structurele schade. dit kader initieel behandeld worden met vier verschillende tight control-strategieën, met name met sequentiële monotherapie, met een stapsgewijze therapie vertrekkend bij methotrexaat in monotherapie en eindigend met de combinatie van methotrexaat plus infliximab, met initiële combinatietherapie van DMARD's en Aantal gevoelige gewrichten 1 Aantal gezwollen gewrichten 1 CRP 1mg/dl Patient Global Assessment 1 (op een schaal van 0 tot 10) Simplified Disease Activity Index van 3,3 |