![]() geen speciale voorzorgs- maatregelen (HR = 1,54), vroeggeboorte (HR = 1,41), een laag geboortegewicht (HR = 1,46), neonataal overlijden (HR = 1,49) of mis- vormingen (HR = 1,11) (14). Maar die vast- stellingen gelden vooral voor vrouwen die hun behandeling niet correct volgen (15) en voor vrouwen die exacerbaties en/of ernstig astma vertonen (16). Het risico op een vroeggeboorte is vooral gerelateerd aan een slechte controle van het astma (17). licht Michael Schatz toe op basis van een databank van 7.376 zwangerschappen bij astmapatiënten (18), "kunnen we gerust zijn, toch voor inhalatiecorticosteroïden en bèta-2-agonisten met korte werkingsduur. De gegevens zijn overigens niet talrijk ge- noeg om dit ook te bevestigen voor bèta- 2-agonisten met lange werkingsduur en voor antileukotriënen. Maar alles wijst erop dat ook dat het geval is." Voor het risico op aangeboren misvormingen lijkt elk zwaar risico te kunnen worden uitgesloten in geval van inname van de geneesmiddelen in de loop van het eerste trimester (19). Maar we moeten voorzichtig blijven want de analyse van de Engelse databank van aan- geboren afwijkingen wijst dan weer op een verhoogd risico op slokdarmatresie in geval van blootstelling aan bronchusverwijders, op anorectale atresie met corticosteroï- den en op navelbreuk met de twee (20). In het Deense register wordt enkel melding gemaakt van het risico op endocriene of stofwisselingsstoornissen bij blootstelling aan corticosteroïden (21). Deze voorzorgen verhinderen echter niet dat in de internationale aanbevelingen met astma dezelfde behandeling te geven als wanneer ze niet zwanger zijn. Wel moe- ten virale luchtweginfecties absoluut wor- den bestreden tijdens de zwangerschap. Die zijn namelijk een belangrijke oorzaak van exacerbatie van het astma, niet enkel omdat vrouwen met astma een verminderde anti- inflammatoire respons hebben (interferon en interleukine) tegen rinovirussen (22), maar ook omdat de prevalentie van deze in- fecties verhoogd is tijdens de zwangerschap (23). Tot slot hebben vrouwen vaak de nei- ging om hun astmabehandeling spontaan af te bouwen als ze zwanger zijn (24), wat het risico op een slechte controle en exacerbatie verhoogt. "Uiteindelijk moet een zwangere vrouw met astma worden beschouwd als een normale vrouw met astma. Niet meer, niet minder", concludeert Schatz. inhalatiecorticosteroïden corticosteroïden bij matig persisterend astma is gelijk, of ze nu worden voorgeschreven in lage tot matige dosis, continu of intermitte- rend", merkt Neil Thompson (Glasgow) op. De therapietrouw is de belangrijkste factor om een significante daling van het risico op exacerbatie te garanderen (25). En die therapietrouw neemt vaak af als de patiënt geen onmiddellijk effect van de behande- ling voelt. Het effect van corticosteroïden is overigens dosisafhankelijk. Maar er bestaat ook een plateaufase. Voorbij die fase is het teoporose of groeistoornissen bij kinderen) zonder dat de doeltreffendheid verbetert (26). Daarom wordt tegenwoordig de voor- keur gegeven aan formuleringen waarmee de dosis kan worden verlaagd dankzij een betere penetratie in de luchtwegen (27). De voorkeur gaat tegenwoordig ook uit naar formuleringen waarmee tegelijk een inhalatiecorticosteroïde en een LABA als onderhouds- en on-demandbehandeling kan worden toegediend (28). Deze vaste combinaties bevorderen de therapietrouw en maken een betere controle van de symp- tomen mogelijk. Een continue behande- ling verhoogt het aantal asymptomatische dagen (28). activiteit op corticosteroïden verbeteren: het aantal receptoren (genetisch bepaald), de incidentie van luchtweginfecties, de blootstelling aan allergenen, roken (roken vermindert de doeltreffendheid van corti- costeroïden), het inflammatoire fenotype, het gewicht, de inhalatiesystemen... 1. 2002;165(10):1404-9. 2013;187(7):728-35. 2008;125(2):209-15. 2013;33(4):363-8. 2012;185(5):557-63. 2013;131(3):711-7. 2004;114(6):1288-93. 2006;118(2):340-6. |