![]() deze periode (5). Voor meisjes betekent dat gemiddeld 15kg magere massa en 7kg vetmassa (6). De eerste menstruatie komt vaak iets meer dan twee jaar na de eerste borstontwikkeling. Het meisje heeft dan nog niet haar volledige lichaamslengte en zal nog gemiddeld 7cm groeien. Dat groei- potentieel is omgekeerd evenredig met de leeftijd van de eerste regels: een meisje dat al vroeg begint te menstrueren heeft na de menarche een groter groeipotentieel dan een meisje dat de menarche later heeft bereikt. Voeding, gewicht en lichaamsbewe- ging hebben zoals bekend een invloed op de leeftijd waarop de menarche zich voordoet. dere curve dan die van de meisjes: in het begin van de puberteit gaan ze niet sneller groeien en zien we soms zelfs een peripu- berale vertraging. Pas in de tweede helft van de puberteit gaan de jongens flink groeien, en soms zelfs heel snel. Jongens verwerven in totaal gemiddeld 31kg magere massa en 3kg vetmassa (6). Jongens en meisjes groeien dus in dezelfde mate tot ze tien jaar zijn, maar dan verandert alles. Meisjes beginnen sneller te groeien rond hun 11-12 jaar, tot 8cm per jaar, terwijl jongens op die leeftijd nog hetzelfde groeiritme hebben als in hun kinderjaren. De groei van de meisjes vertraagt weer, of stopt zelfs, binnen twee jaar na hun eerste menstruatie. Jongens van dezelfde leeftijd, die later met hun puberteit zijn begonnen en vooral in de tweede helft van deze periode gaan groeien, hebben nog een groter groeipotentieel. Ze groeien tot 9 à 11cm per jaar, vertragen dan weer en wor- den uiteindelijk 13cm langer dan meisjes. adolescentie aanzienlijk toe (7). Dat gebeurt gemiddeld rond de 12,5 jaar bij de meisjes en rond de 14 jaar bij de jongens, iets meer jaar tijd verwerven meisjes meer dan 25% van hun minerale botmassa, dat betekent dat zich op hun skelet bijna 300mg calcium per dag vastzet. De botmassa is maximaal in het derde decennium en neemt vervolgens af gedurende de rest van het leven. ten en de lichaamsbeweging dekt, moet worden aangepast aan de groeiveranderin- gen die zich naargelang het geslacht op ver- schillende leeftijden voordoen. De eetlust neemt in deze periode aanzienlijk toe, wat door sommigen slecht wordt ervaren. Tege- lijk tekenen zich duidelijk interindividuele verschillen in lichaamsbeweging af, en ook daar moeten we rekening mee houden bij het uitstippelen van een dieet. Adolescenten gaan vaak snoepen (ongeveer de helft van hen) of hebben vreetbuiten (een kwart) om te voldoen aan een fysiologische behoefte. Adolescenten die tussen de maaltijden door snoepen, zijn vaak actiever dan de andere. Snoepen, dwz herhaaldelijk eten met kleine hoeveelheden, soms zonder honger en vaak als een automatisme, moet worden onder- scheiden van tussendoortjes en vieruurtjes enerzijds en van eventuele eetstoornissen (`binge') anderzijds. het gezin meestal samen bij het avondeten. Meer dan een derde van de adolescenten eet `s middags niet thuis (35% in het lager middelbaar en 40% in het hoger middel- baar) (8). Het systematisch overslaan van het ontbijt is zeldzaam, maar neemt toe met de leeftijd: 4% van de 12-jarigen en 11% van de 19-jarigen neemt geen ontbijt. On- regelmatig ontbijten komt veel vaker voor: bij 29% van de 11-14-jarigen en bij 50% van de 15-17-jarigen (8); dit verschijnsel sociaaleconomisch niveau en bij corpulente jongeren (9). Het begin van de adolescentie gaat ook gepaard met een overschakeling naar andere voedingswaren. Adolescenten verbruiken vooral minder melk en ultraverse zuivelproducten, gebakjes en taarten, maar meer brood en droge bakkersproducten (8). Ook de smaak verandert. Adolescenten houden van vers, rauw en krokant, maar doorgaans niet van kleverig, gelatineus of vet (10). eten ze eerder gevarieerd: uiteraard houden ze van `ongezonde voeding' (fastfood, kebab, pizza), maar toch ook van meer traditionele gerechten. Ze gebruiken voeding vooral om te experimenteren en een grotere autono- mie te kweken ten aanzien van de familiale of maatschappelijke norm. Daarom eten ze ook wel eens op hun kamer of op straat. Dat moet allemaal goed worden onderzocht voordat we echt gaan ingrijpen. Voeding is ten slotte maar één aspect van een rui- mere notie: de levensstijl. Een adolescent die `slecht eet', leeft ook voor de rest vaak niet zo gezond (roken, te weinig sport, te weinig slaap...) (6). eetgewoonten? om `hun eetgewoonten te laten verande- ren door een arts?' In de praktijk zijn ze er bijzonder op gesteld om hun eigen beslis- singen te kunnen nemen. Datgene waarvan ze weten dat ze het nodig hebben, namelijk de hulp van volwassenen, zien ze als een bedreiging voor hun autonomie. Ambiva- lentie is bij adolescenten dus een bijzonder frequent verschijnsel. Bovendien hebben ze het vaak moeilijk om te formuleren wat ze precies willen. Ze hebben niet altijd zin |