background image
Bloedvaten, Hart, Longen
n
Vol 18
n
Nr 8
n
2013
61
en bijna 50% van hun lichaamsmassa in
deze periode (5). Voor meisjes betekent
dat gemiddeld 15kg magere massa en 7kg
vetmassa (6). De eerste menstruatie komt
vaak iets meer dan twee jaar na de eerste
borstontwikkeling. Het meisje heeft dan
nog niet haar volledige lichaamslengte en
zal nog gemiddeld 7cm groeien. Dat groei-
potentieel is omgekeerd evenredig met de
leeftijd van de eerste regels: een meisje dat
al vroeg begint te menstrueren heeft na
de menarche een groter groeipotentieel
dan een meisje dat de menarche later heeft
bereikt. Voeding, gewicht en lichaamsbewe-
ging hebben zoals bekend een invloed op de
leeftijd waarop de menarche zich voordoet.
De groei van de jongens volgt een heel an-
dere curve dan die van de meisjes: in het
begin van de puberteit gaan ze niet sneller
groeien en zien we soms zelfs een peripu-
berale vertraging. Pas in de tweede helft van
de puberteit gaan de jongens flink groeien,
en soms zelfs heel snel. Jongens verwerven
in totaal gemiddeld 31kg magere massa
en 3kg vetmassa (6). Jongens en meisjes
groeien dus in dezelfde mate tot ze tien
jaar zijn, maar dan verandert alles. Meisjes
beginnen sneller te groeien rond hun 11-12
jaar, tot 8cm per jaar, terwijl jongens op die
leeftijd nog hetzelfde groeiritme hebben als
in hun kinderjaren. De groei van de meisjes
vertraagt weer, of stopt zelfs, binnen twee
jaar na hun eerste menstruatie. Jongens van
dezelfde leeftijd, die later met hun puberteit
zijn begonnen en vooral in de tweede helft
van deze periode gaan groeien, hebben nog
een groter groeipotentieel. Ze groeien tot 9
à 11cm per jaar, vertragen dan weer en wor-
den uiteindelijk 13cm langer dan meisjes.
Ook de botmassa neemt in het begin van de
adolescentie aanzienlijk toe (7). Dat gebeurt
gemiddeld rond de 12,5 jaar bij de meisjes
en rond de 14 jaar bij de jongens, iets meer
dan 6 maanden na hun groeipiek. Op twee
jaar tijd verwerven meisjes meer dan 25%
van hun minerale botmassa, dat betekent
dat zich op hun skelet bijna 300mg calcium
per dag vastzet. De botmassa is maximaal in
het derde decennium en neemt vervolgens
af gedurende de rest van het leven.
De voeding
De voeding, die niet alleen de basisbehoef-
ten en de lichaamsbeweging dekt, moet
worden aangepast aan de groeiveranderin-
gen die zich naargelang het geslacht op ver-
schillende leeftijden voordoen. De eetlust
neemt in deze periode aanzienlijk toe, wat
door sommigen slecht wordt ervaren. Tege-
lijk tekenen zich duidelijk interindividuele
verschillen in lichaamsbeweging af, en ook
daar moeten we rekening mee houden bij
het uitstippelen van een dieet. Adolescenten
gaan vaak snoepen (ongeveer de helft van
hen) of hebben vreetbuiten (een kwart) om
te voldoen aan een fysiologische behoefte.
Adolescenten die tussen de maaltijden door
snoepen, zijn vaak actiever dan de andere.
Snoepen, dwz herhaaldelijk eten met kleine
hoeveelheden, soms zonder honger en vaak
als een automatisme, moet worden onder-
scheiden van tussendoortjes en vieruurtjes
enerzijds en van eventuele eetstoornissen
(`binge') anderzijds.
Wat het ritme van de maaltijden betreft, zit
het gezin meestal samen bij het avondeten.
Meer dan een derde van de adolescenten
eet `s middags niet thuis (35% in het lager
middelbaar en 40% in het hoger middel-
baar) (8). Het systematisch overslaan van
het ontbijt is zeldzaam, maar neemt toe met
de leeftijd: 4% van de 12-jarigen en 11%
van de 19-jarigen neemt geen ontbijt. On-
regelmatig ontbijten komt veel vaker voor:
bij 29% van de 11-14-jarigen en bij 50%
van de 15-17-jarigen (8); dit verschijnsel
zien we vooral bij adolescenten van een laag
sociaaleconomisch niveau en bij corpulente
jongeren (9). Het begin van de adolescentie
gaat ook gepaard met een overschakeling
naar andere voedingswaren. Adolescenten
verbruiken vooral minder melk en ultraverse
zuivelproducten, gebakjes en taarten, maar
meer brood en droge bakkersproducten (8).
Ook de smaak verandert. Adolescenten
houden van vers, rauw en krokant, maar
doorgaans niet van kleverig, gelatineus of
vet (10).
In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht,
eten ze eerder gevarieerd: uiteraard houden
ze van `ongezonde voeding' (fastfood, kebab,
pizza), maar toch ook van meer traditionele
gerechten. Ze gebruiken voeding vooral om
te experimenteren en een grotere autono-
mie te kweken ten aanzien van de familiale
of maatschappelijke norm. Daarom eten ze
ook wel eens op hun kamer of op straat. Dat
moet allemaal goed worden onderzocht
voordat we echt gaan ingrijpen. Voeding
is ten slotte maar één aspect van een rui-
mere notie: de levensstijl. Een adolescent
die `slecht eet', leeft ook voor de rest vaak
niet zo gezond (roken, te weinig sport, te
weinig slaap...) (6).
Hoe veranderen we hun
eetgewoonten?
Komen adolescenten echt op consultatie
om `hun eetgewoonten te laten verande-
ren door een arts?' In de praktijk zijn ze er
bijzonder op gesteld om hun eigen beslis-
singen te kunnen nemen. Datgene waarvan
ze weten dat ze het nodig hebben, namelijk
de hulp van volwassenen, zien ze als een
bedreiging voor hun autonomie. Ambiva-
lentie is bij adolescenten dus een bijzonder
frequent verschijnsel. Bovendien hebben
ze het vaak moeilijk om te formuleren wat
ze precies willen. Ze hebben niet altijd zin