![]() en kunnen worden ingedeeld in diverse her- sengebieden die voortdurend met elkaar in verbinding staan. Hoewel de hersenen maar 2% van het normale lichaamsgewicht uit- maken, verbruiken ze meer dan 20% van de totale energie in ons lichaam. De complexe hersenarchitectuur en de grote energiecon- sumptie wijzen erop dat dit orgaan niet zo- maar passief reageert op de omgeving, maar actief representaties van onze cognitieve staat en ons gedrag bijhoudt, zelfs tijdens rust. `Resting-state functionele magnetische resonantie' (fMRI)-studies hebben trage ( < 0,1Hz) fluctuaties van hersenactiviteit in kaart gebracht (1;2). Terwijl deze intrin- sieke fluctuaties in hersenactiviteit vroeger als `ruis' werden beschouwd, tracht men ze tegenwoordig nauwkeurig te meten en te interpreteren. Zo heeft men aangetoond dat intrinsieke hersenactiviteit ruimtelijk georganiseerd is in een beperkte set van specifieke, coherente, patronen, namelijk `resting-state netwerken' (RSNs) (3;4). Om deze coherente patronen van intrin- sieke activiteit te bestuderen, werden speci- fieke functionele connectiviteitsmethoden ontwikkeld, waarbij de term `functionele connectiviteit' verwijst naar de statisti- sche onderlinge afhankelijkheid van acti- viteit in verschillende hersengebieden (5). De sterkte van functionele connectiviteit tie te berekenen tussen hersenactiviteit in verschillende gebieden (5) (zie Figuur 1). Functionele connectiviteitsmethoden wor- den meestal gebruikt om een tijdreeks van MR-beelden te analyseren die geregistreerd werden in rust. In een typisch resting-state fMRI-experiment wordt spontane hersen- activiteit geregistreerd wanneer de persoon zonder te bewegen in de scanner ligt, terwijl tiekruis kijkt. De eenvoud van een dergelijk experiment heeft een grote impuls gegeven aan het gebruik van functionele connecti- viteitsmethoden om RSNs te onderzoeken, die de intrinsieke functionele architectuur van de hersenen reflecteren (4;6). De eenvoudigste techniek om RSNs te construeren omvat het extraheren van de tijdreeks in een bepaald hersengebied naar neuron voortdurend in verbinding staat met een groot aantal andere gebieden is daarom van cruciaal belang om te begrijpen hoe perceptie, cognitie en gedrag tot stand komen. Functionele connectiviteitsmethoden kijken naar de correlatie tussen activiteitspatronen van verschillende hersengebieden. Deze methoden worden vaak toegepast op hersenactiviteit die geregistreerd wordt in rust, en geven daarom een maat van samenhang tussen gebieden die taakonafhankelijk is. Coherente patronen van functionele connectiviteit worden bepaald door de anatomische structuur van de hersenen, maar zijn ook afhankelijk van hoe vaak de hersengebieden in het verleden geactiveerd werden tijdens het uitvoeren van een bepaalde taak. Interindividuele verschillen in functionele connectiviteit kunnen dan ook deels de variabiliteit in het gedrag van gezonde vrijwilligers verklaren, alsook de variabiliteit in stoornissen die optreden na een cerebrovasculair accident. In recente studies werd inderdaad aangetoond dat motorische, sensorische of cognitieve stoornissen bij patiënten met een hersenletsel niet alleen te wijten zijn aan de lokale weefselschade, maar ook aan een veranderde functionele connectiviteit tussen structureel intacte hersengebieden die verbonden zijn met het beschadigde gebied. Functionele connectiviteitsstudies kunnen met andere woorden leiden tot een beter begrip van de neuropsychologische functiestoornissen die optreden na een cerebro- vasculair accident. Ze kunnen ook aanleiding geven tot het ontwikkelen van verbeterde rehabilitatiestrategieën door het opzetten van geïndividualiseerde behandelingsprotocollen. |