![]() male ventriculaire effectiviteit) zich situeert rond waarden van ongeveer 1,5 tot 2 (25). als een complex klinisch syndroom met symptomen als vermoeibaarheid, inspan- ningsdyspneu (en daarna ook in rust) en systemisch oedeem. De oorzaak van deze symptomen ligt in het onvermogen van het RV om een adequate bloedstroom te hand- haven in de pulmonale circulatie, alsook een toereikend hartdebiet om te voldoen aan de systemische zuurstofconsumptie (in rust of bij inspanning) in een context van verhoogde nabelasting. Dit ondanks het overmatige ge- bruik van het heterometrische adaptatieme- chanisme volgens de wet van Frank-Starling (m.a.w. verhoogde hartbelasting door verho- ging van de voorbelasting), wat leidt tot een toename van het telediastolische volume en de druk van het RV, en geuit wordt in een verhoging van de centrale veneuze druk. rechtszijdig hartfalen tieel dodelijke complicatie die doorgaans optreedt na een toename van de nabelas- ting van het RV in een context van PAHT. Deze complicatie kan ook voorkomen bij talrijke ziekten of klinische aandoeningen, waaronder linkerhartfalen, aangeboren hart- ziekten, cardiopulmonale chirurgie, ademha- lingsinsufficiëntie, positievedrukventilatie, longembolie, sepsis en myocardinfarct (26). Rechterhartfalen is in de meeste gevallen omkeerbaar maar kan ook aanhouden on- danks het herstel of de bijna-normalisatie van de belastingsomstandigheden (bijvoorbeeld na pulmonale trombo-endarteriëctomie of na longtransplantatie bij patiënten die lijden delijk kan ze zelfs evolueren naar hemodyna- mische instabiliteit, die onvermijdelijk leidt tot de dood van de patiënt. Rechterhartfa- len staat niet synoniem voor geïsoleerde contractiele disfunctie van het RV, en is niet noodzakelijk geassocieerd met een verhoging van de rechterventriculaire nabelasting in een context van ernstige pulmonale hyper- tensie, hoewel de pulmonale arteriële druk meestal licht verhoogd is. De aandoening is vrijwel altijd het gevolg van de combinatie van een verhoging van de nabelasting van het RV en een verminderde contractiliteit van het RV en vereist een aangepaste therapeuti- sche aanpak in functie van de respectievelijke bijdrage van deze factoren (27). Rechter- ventrikelinsufficiëntie is bijzonder moeilijk therapeutisch te behandelen wegens het inherente risico op onderdrukking van de RV- functie. Bepaalde therapeutische middelen die worden gebruikt in de behandeling van PAHT zouden ook gunstige effecten kunnen hebben op de RV-functie (zoals sildenafil, dat in vitro gunstige inotrope effecten heeft op gehypertrofieerde cardiomyocyten) (28). Hun hemodynamische en biologische effec- ten op het RV zijn echter nog grotendeels onbekend. Ook over de pathobiologie van rechterventrikelfalen is nog veel niet gewe- ten. Het RV kan verschillende decennia zeer hoge pulmonale arteriële drukniveaus aan zoals is waargenomen voor het systemische RV bij congenitaal gecorrigeerde transpositie van de grote vaten (29) maar het kan ook zonder verklaring plots evolueren naar een snel progressieve insufficiëntie. persisterend rechterhart- falen op voorbijgaande acute pulmonale hypertensie gereproduceerd bij dieren. Een tijdelijke pul- minuten) bij honden, ter nabootsing van een pulmonale hypertensieve crisis, induceert persisterend rechterhartfalen gekenmerkt door een normalisatie van de pulmonale ar- teriële druk. De verhoogde pulmonale vaat- weerstand, de daling van het hartdebiet en de verminderde systolische functie van het RV houden na het lossen van de pulmonale arteriële constrictie nog dertig minuten aan. De pulmonale arteriële-ventriculaire koppe- ling, geëvalueerd met de `single-beat-me- thode', brengt een diepe ventriculo-arteriële ontkoppeling aan het licht met een daling van de elastantieverhouding (Ees/Ea) met meer dan 75% (Figuur 2A). Dit wijst op het onvermogen van het RV om zich aan te pas- sen aan zijn nabelastingsomstandigheden, gerelateerd aan de aanwezigheid van een RV-insufficiëntie (30). Op biologisch niveau is deze persisterende rechterventrikelinsuf- ficiëntie op acute en tijdelijke verhoging van de nabelasting geassocieerd met een vroege activering van de apoptoseprocessen (of genetisch geprogrammeerde celdood), die wordt gekenmerkt door een verhoging van de pro-apoptotische Bax/Bcl-2-verhouding (Figuur 2B), van de activiteit van enzymen die een sleutelrol spelen in de uitvoerings- fasen van de apoptose, zoals de caspasen-8, -9 en -3, en van een diffuse apoptose van de cardiomyocyten, aangetoond via im- munohistochemie (TUNEL-methode) in het RV. De activering van de apoptotische processen gaat gepaard met een toename van de expressie van een pro-inflamma- toir cytokine dat in staat is om apoptose van de cardiomyocyten te induceren, de tumornecrosefactor-alfa (TNF-a) in het RV (30). Een stijging van de pro-inflammatoire verhouding van de interleukines-6 en -10 (IL-6/IL-10) is eveneens aangetoond in het RV, maar ook en in mindere mate in het LV (Figuur 2C). De perfusie van epopros- tenol, een prostacycline-analoog dat |