background image
Bloedvaten, Hart, Longen
n
Vol 18
n
Nr 8
n
2013
21
minimaal zuurstofverbruik toelaat (maxi-
male ventriculaire effectiviteit) zich situeert
rond waarden van ongeveer 1,5 tot 2 (25).
Definitie
Rechtszijdig hartfalen wordt gedefinieerd
als een complex klinisch syndroom met
symptomen als vermoeibaarheid, inspan-
ningsdyspneu (en daarna ook in rust) en
systemisch oedeem. De oorzaak van deze
symptomen ligt in het onvermogen van het
RV om een adequate bloedstroom te hand-
haven in de pulmonale circulatie, alsook een
toereikend hartdebiet om te voldoen aan de
systemische zuurstofconsumptie (in rust of
bij inspanning) in een context van verhoogde
nabelasting. Dit ondanks het overmatige ge-
bruik van het heterometrische adaptatieme-
chanisme volgens de wet van Frank-Starling
(m.a.w. verhoogde hartbelasting door verho-
ging van de voorbelasting), wat leidt tot een
toename van het telediastolische volume
en de druk van het RV, en geuit wordt in
een verhoging van de centrale veneuze druk.
Pathofysiologie van
rechtszijdig hartfalen
Rechterventrikelinsufficiëntie is een poten-
tieel dodelijke complicatie die doorgaans
optreedt na een toename van de nabelas-
ting van het RV in een context van PAHT.
Deze complicatie kan ook voorkomen bij
talrijke ziekten of klinische aandoeningen,
waaronder linkerhartfalen, aangeboren hart-
ziekten, cardiopulmonale chirurgie, ademha-
lingsinsufficiëntie, positievedrukventilatie,
longembolie, sepsis en myocardinfarct (26).
Rechterhartfalen is in de meeste gevallen
omkeerbaar maar kan ook aanhouden on-
danks het herstel of de bijna-normalisatie van
de belastingsomstandigheden (bijvoorbeeld
na pulmonale trombo-endarteriëctomie of
na longtransplantatie bij patiënten die lijden
aan ernstige pulmonale hypertensie). Uitein-
delijk kan ze zelfs evolueren naar hemodyna-
mische instabiliteit, die onvermijdelijk leidt
tot de dood van de patiënt. Rechterhartfa-
len staat niet synoniem voor geïsoleerde
contractiele disfunctie van het RV, en is niet
noodzakelijk geassocieerd met een verhoging
van de rechterventriculaire nabelasting in
een context van ernstige pulmonale hyper-
tensie, hoewel de pulmonale arteriële druk
meestal licht verhoogd is. De aandoening is
vrijwel altijd het gevolg van de combinatie
van een verhoging van de nabelasting van
het RV en een verminderde contractiliteit van
het RV en vereist een aangepaste therapeuti-
sche aanpak in functie van de respectievelijke
bijdrage van deze factoren (27). Rechter-
ventrikelinsufficiëntie is bijzonder moeilijk
therapeutisch te behandelen wegens het
inherente risico op onderdrukking van de RV-
functie. Bepaalde therapeutische middelen
die worden gebruikt in de behandeling van
PAHT zouden ook gunstige effecten kunnen
hebben op de RV-functie (zoals sildenafil,
dat in vitro gunstige inotrope effecten heeft
op gehypertrofieerde cardiomyocyten) (28).
Hun hemodynamische en biologische effec-
ten op het RV zijn echter nog grotendeels
onbekend. Ook over de pathobiologie van
rechterventrikelfalen is nog veel niet gewe-
ten. Het RV kan verschillende decennia zeer
hoge pulmonale arteriële drukniveaus aan ­
zoals is waargenomen voor het systemische
RV bij congenitaal gecorrigeerde transpositie
van de grote vaten (29) ­ maar het kan ook
zonder verklaring plots evolueren naar een
snel progressieve insufficiëntie.
Experimenteel model van
persisterend rechterhart-
falen op voorbijgaande
acute pulmonale hypertensie
RV-insufficiëntie kan experimenteel worden
gereproduceerd bij dieren. Een tijdelijke pul-
monale arteriële constrictie (gedurende 90
minuten) bij honden, ter nabootsing van een
pulmonale hypertensieve crisis, induceert
persisterend rechterhartfalen gekenmerkt
door een normalisatie van de pulmonale ar-
teriële druk. De verhoogde pulmonale vaat-
weerstand, de daling van het hartdebiet en
de verminderde systolische functie van het
RV houden na het lossen van de pulmonale
arteriële constrictie nog dertig minuten aan.
De pulmonale arteriële-ventriculaire koppe-
ling, geëvalueerd met de `single-beat-me-
thode', brengt een diepe ventriculo-arteriële
ontkoppeling aan het licht met een daling
van de elastantieverhouding (Ees/Ea) met
meer dan 75% (Figuur 2A). Dit wijst op het
onvermogen van het RV om zich aan te pas-
sen aan zijn nabelastingsomstandigheden,
gerelateerd aan de aanwezigheid van een
RV-insufficiëntie (30). Op biologisch niveau
is deze persisterende rechterventrikelinsuf-
ficiëntie op acute en tijdelijke verhoging van
de nabelasting geassocieerd met een vroege
activering van de apoptoseprocessen (of
genetisch geprogrammeerde celdood), die
wordt gekenmerkt door een verhoging van
de pro-apoptotische Bax/Bcl-2-verhouding
(Figuur 2B), van de activiteit van enzymen
die een sleutelrol spelen in de uitvoerings-
fasen van de apoptose, zoals de caspasen-8,
-9 en -3, en van een diffuse apoptose van
de cardiomyocyten, aangetoond via im-
munohistochemie (TUNEL-methode) in
het RV. De activering van de apoptotische
processen gaat gepaard met een toename
van de expressie van een pro-inflamma-
toir cytokine dat in staat is om apoptose
van de cardiomyocyten te induceren, de
tumornecrosefactor-alfa (TNF-a) in het RV
(30). Een stijging van de pro-inflammatoire
verhouding van de interleukines-6 en -10
(IL-6/IL-10) is eveneens aangetoond in het
RV, maar ook en in mindere mate in het
LV (Figuur 2C). De perfusie van epopros-
tenol, een prostacycline-analoog dat