background image
Bloedvaten, Hart, Longen
n
Vol 18
n
Nr 8
n
2013
49
verbonden zijn. Zo treedt er functionele
reorganisatie op in de primaire motorische
cortex van patiënten met een motorische
stoornis na een subcorticaal CVA (20). Lu et
al. toonden dan weer aan dat de functionele
connectiviteit tussen het linkercerebellum
en de rechtermotorische cortex aangetast
is na een CVA in de rechterhersenstam, daar
waar het omgekeerde patroon werd geob-
serveerd na een CVA in de linkerhersenstam
(21). Door ICA te gebruiken op resting-state
fMRI-data verzameld bij CVA-patiënten,
konden wij aantonen dat het patroon van
veranderingen in de topografie van RSNs
afhankelijk is van de locatie van het letsel,
maar ook dat de aantasting van de topo-
grafie veel verder ging dan het letsel zelf
(8;22). De resultaten tonen aan dat schade
aan één knooppunt van het netwerk tot
anomalieën leidt in andere knooppunten
die schijnbaar anatomisch intact zijn. Het is
echter niet eenvoudig om de mechanismen
te begrijpen die zulke anomalieën drijven.
Seed-based connectiviteitsanalyses kun-
nen worden uitgevoerd om de mate waarin
interacties tussen specifieke gebieden zijn
aangetast te kwantificeren, en of deze ver-
stoorde interacties specifiek gerelateerd zijn
aan de stoornissen van een patiënt. Deze
studies wijzen op een interhemisferisch on-
evenwicht als de determinerende factor van
gedragsveranderingen na een hersenletsel
(17;23). Een letsel kan bijvoorbeeld de in-
hibitorische invloeden over homologe ge-
bieden in de andere hemisfeer verminderen.
Een verstoorde functionele interactie tussen
linker- en rechtermotorische gebieden lijken
zelfs ten grondslag te liggen aan sommige
motorische stoornissen (24). Interhemisfe-
rische interacties lijken ook een belangrijke
rol te spelen bij ruimtelijke aandacht, en
verminderde interacties kunnen bijdragen
tot hemispatiaal neglect. He et al. onder-
zochten veranderingen in het dorsaal en
ventraal aandachtsnetwerk bij patiënten
met een neglect na een rechterhemisferisch
CVA. De mate van connectiviteit tussen lin-
ker- en rechterpariëtale cortex correleerde
met de ernst van hemispatiaal neglect (23).
De variabiliteit van de stoornissen tussen
patiënten is natuurlijk gerelateerd aan de
aard van het voorval, maar ook aan de
anatomische locatie en de uitgestrektheid
van het letsel. Het is bovendien mogelijk
dat verschillende corticale gebieden ver-
schillende connectiviteitseigenschappen
vertonen, en dat schade aan een bepaald
hersengebied inhibitie of disinhibitie op
een afstand induceert, afhankelijk van de
locatie van het gebied. Om de dynamische
effecten van letsels in verschillende hersen-
regio's te simuleren, hebben Alstott et al.
een computationeel model ontwikkeld dat
gebruikmaakt van de structurele connec-
ties in de hersenen (25). Ze observeerden
dat letsels leiden tot specifieke patronen
van veranderde functionele connectiviteit
tussen corticale regio's, vaak in beide he-
misferen. De sterkte van deze effecten was
afhankelijk van de locatie van het letsel en
deels voorspelbaar op basis van de structu-
rele connecties van het beschadigde gebied.
Volgens dit model induceren letsels in de
corticale middellijn en in de laterale parië-
tale cortex wijdverspreide veranderingen in
functionele connectiviteit, daar waar de ef-
fecten van letsels in primaire sensorische of
motorische regio's meer gelokaliseerd zijn.
Dit model is waardevol om effecten van een
letsel te voorspellen, en te relateren aan de
gevolgen op gedragsvlak. Het model houdt
echter alleen rekening met de onmiddel-
lijke effecten van een letsel, en zou moeten
worden uitgebreid naar de mechanismen
van neurale plasticiteit die leiden tot re-
organisatie en functioneel herstel.
Herstel van functionele
connectiviteit na een
cerebrovasculair accident
Veranderingen in connectiviteit na her-
senschade treden snel op, en zijn waar-
schijnlijk afhankelijk van veranderingen in
de synaptische gewichten van bestaande
connecties, eerder dan van de creatie van
nieuwe verbindingen. Na de acute fase
volgt geleidelijk aan het herstel op basis
van meer complexe neuronale mechanis-
men, zoals het rekruteren van functioneel
homologe gebieden of het vormen van
nieuwe neurale netwerken om te compen-
seren voor de functie van de beschadigde
hersengebied (26). Dit is consistent met
het idee dat neurologisch herstel ook te
wijten is aan de heractivatie van functio-
neel onderdrukte gebieden op een afstand
van, maar verbonden met, de primaire
hersenschade (17). Verschillende studies
hebben enerzijds aangetoond dat contra-
lesionele overactivatie tijdens het herstel
negatief geassocieerd is met de functie,
terwijl anderzijds de normalisatie van ac-
tiviteitspatronen naar niveaus voor het
letsel correleert met een betere prognose
(17;27). Deze bevindingen ondersteunen
de hypothese dat activatie van de con-
tralesionele hemisfeer een maladaptief,
negatief, modulerend effect kan hebben
op de ipsilesionele zijde, en kan leiden tot
verminderde functie.
Het is mogelijk om rehabilitatieprotocol-
len te ontwikkelen die patiënten aanzet-
ten om de hoogst mogelijke graad van
Door ICA te gebruiken op
resting-state
fMRI-data verzameld bij CVA-patiënten,
konden wij aantonen dat het patroon van
veranderingen in de topografie van RSNs
afhankelijk is van de locatie van het
letsel, maar ook dat de aantasting van de
topografie veel verder ging dan
het letsel zelf (8;22)