![]() pulmonale circulatie: één functionele eenheid patiënten met pulmonale hypertensie bij een rechterhartkatherisatie, kan de functie van het RV niet in kaart worden gebracht op basis van metingen van de gemiddelde pulmonale arteriële druk en het hartdebiet. De druk- en debietwaarden zijn afhankelijk van de pomp (het ventrikel) en de belasting die hierop wordt uitgeoefend (het arteriële systeem). Een geïsoleerd onderzoek van de pulmonale circulatie is dus niet voldoende. De verbanden tussen de contractiliteit van het RV en de belastingsomstandigheden, alsook hun impact op de rechterventri- kelfunctie kunnen beter worden begrepen dankzij een dynamische analyse van de hartcontractie, met constructie van drukvo- lumelussen (Figuur 1), die worden gemaakt op basis van curves die de ventriculaire druk en het volume weergeven in functie van de tijd (17). een vierkant tot rechthoekig uitzicht. Dit suggereert dat de isovolumische contractie- en relaxatiefasen plaatsvinden bij constante volumes. Het vergemakkelijkt bovendien de identificatie van de eindsystolepunten die overeenstemmen met de sluiting van de aortaklep (Figuur 1A). Op deze lussen kan de LV-functie worden beschreven in termen van elastantieverandering in de tijd. De telesystolische ventriculaire elastantie (Ees), die overeenstemt met de maximale helling van het eindsystolische drukvolume- verband, definieert de contractiliteit van het LV, los van de belastingsomstandigheden (18). Het meer driehoekige uitzicht van de drukvolumelus van het RV (Figuur 1B) bemoeilijkt de evaluatie van de Ees (19). Daarom moet een reeks drukvolumelus- tingsomstandigheden van het RV te doen variëren, en moet het absolute volume van het RV worden bepaald, wat in de klinische praktijk moeilijk is. Een vereenvoudigde ma- nier om dat te testen, is ontwikkeld door Sunagawa et coll. in 1985 voor het linker- ventrikel (20) en aangepast voor het RV door Brimioulle et coll. in 2003 (21). Deze zogenaamde `single-beat-methode' maakt het mogelijk om drukvolumeverbanden te construeren op basis van instant metingen van de rechterventriculaire druk en de geïn- tegreerde pulmonale arteriële flux. Vervol- gens kan gemakkelijk grafisch de maximale of eindsystolische ventriculaire elastantie worden bepaald (Emax, gelijkwaardig aan de Ees), die overeenstemt met een belastings- onafhankelijke meting van de contractiliteit van het ventrikel, maar ook de effectieve met de direct door het ventrikel waarge- nomen nabelasting. De verhouding van die elastanties (Ees/Ea) geeft een cijfermatige schatting van de koppeling van de systo- lische functie van het ventrikel met de in aanmerking genomen circulatie. Voor het RV kan zo op een geïntegreerde manier de kop- peling worden bestudeerd tussen het RV en de pulmonale circulatie als een functionele eenheid. Op die manier kan het intrinsieke contractiliteitsadaptatievermogen van het RV worden geëvalueerd in functie van de nabelasting. Bij een stijging van de nabelas- ting van het RV, vereist het behoud van de pulmonale arteriële-ventriculaire koppeling een verhoging van de systolische functie van het RV (22-24). Het is wiskundig aan- getoond dat de optimale koppelingswaarde, die een maximaal ejectiedebiet voor een en ech er en |