background image
Bloedvaten, Hart, Longen
n
Vol 18
n
Nr 8
n
2013
15
cardiovasculair overlijden, niet-dodelijke
hartinfarcten en ischemische cerebrovas-
culaire accidenten: 7,3% voor saxagliptine
tegenover 7,2% voor placebo (p < 0,001
voor de non-inferioriteit en p = 0,99 voor
de superioriteit).
De probabiliteit om een HbA1c-gehalte lager
dan 7% te bereiken, ligt significant hoger
bij saxagliptine. Het medicijn wordt geas-
socieerd met een toename van het aantal
hypoglykemieën. Het aantal gevallen van hy-
poglykemie met hospitalisatie is echter niet
van dezelfde orde: 0,5% voor saxagliptine
en 0,5% voor placebo (p = 0,33). Er worden
geen verschillen gerapporteerd met betrek-
king tot pancreatitis (0,3% in beide onder-
zoeksarmen) en alvleesklierkanker (0,1%
voor placebo en 0,06% voor saxagliptine).
De onderzoekers noteerden een hoger aantal
hospitalisaties als gevolg van hartinsufficiën-
tie in de saxagliptinegroep. Het verschil had
vooral betrekking op het kwartiel waar het
hoogste NT-proBNP-gehalte was vastgesteld.
Toen men Michel Komajda (Parijs, Frank-
rijk) vroeg zijn commentaar te geven over
de studie, wees hij er eerst op dat SAVOR
TIMI 53 voortvloeide uit de aanbevelingen
die in 2008 door de FDA (Food and Drugs
Administration)
werden geformuleerd met
betrekking tot de goedkeuring van middelen
tegen diabetes. Die aanbevelingen moesten
de cardiovasculaire veiligheid van die anti-
diabetica op lange termijn garanderen. Het
hoofddoel van SAVOR TIMI 53 was om die
veiligheid in een grootschalige studie te
evalueren binnen een populatie met een
hoog cardiovasculair risico.
In de studie werden 16.492 patiënten op-
genomen. Bijna 80% van hen had een be-
vestigde cardiovasculaire aandoening. Bijna
40% vertoonde antecedenten van myocard-
infarct en 43% had een revascularisatiebe-
handeling ondergaan. Twintig procent had
geen gedocumenteerde aandoening maar
vertoonde meerdere risicofactoren.
Op het vlak van glykemisch evenwicht bleek
uit de resultaten dat het aantal patiënten
met een HbA1c-waarde lager dan 7% signi-
ficant hoger was in de saxagliptinegroep dan
in de placebogroep (36,2% versus 27,9%;
p < 0,001). Het verschil in de gemiddelde
HbA1c-waarden tussen de twee groepen
was gering, maar we moeten daarbij ver-
melden dat de onderzoekers alle gewens-
te wijzigingen of intensifiëringen konden
doorvoeren. Het aantal dosisverhogingen
van bloedsuikerverlagende middelen, toe-
voegingen van nieuwe geneesmiddelen en
overschakelingen op insuline was significant
lager in de saxagliptinegroep.
Tot slot, en vooral: SAVOR TIMI 53 demon-
streerde de veiligheid van saxagliptine op
cardiovasculair vlak: de incidentie van events
was vergelijkbaar in de saxagliptine- en de
placebogroep, zowel wat het voornaamste
evaluatiecriterium als de secundaire crite-
ria betreft. De onderzoekers stelden een
hoger aantal ziekenhuisopnames wegens
hartfalen vast in de saxagliptinegroep,
maar de evaluatie van het hartfalen was
gebaseerd op klinische parameters en een
echografie ­ een onderzoek dat nochtans
wordt beschouwd als de hoeksteen van de
diagnostische strategie bij hartfalen.
HDL-cholesterol aanpakken:
geen evidentie!
Dat lijkt de conclusie te zijn van het ASSURE-
onderzoek (ApoA1 Synthesis Stimulation and
Intravascular Ultrasound for Coronary Athero-
ma Regression Evaluation
), waarin RVX-208
werd vergeleken met een placebo bij pa-
tiënten met atherosclerotische laesies en
met een laag HDL-cholesterolgehalte, en die
waren voorbehandeld met een statine. RVX-
208 veroorzaakt de aanmaak van apoA1, een
belangrijk eiwit in HDL-cholesterol.
Zoals Stephen James Nicholls (Adelaide, Aus-
tralië) aangaf, wijst het 28 weken durende
ASSURE-onderzoek niet op een significante
impact van RVX-208 op het HDL-choles-
terolgehalte, de apoA1-concentratie en de
evolutie van atherosclerotische laesies, zoals
deze wordt waargenomen via intravascu-
laire echografie. De onderzoekers stelden wel
een toename van transaminasen vast voor
RVX-208. Deze toename was omkeerbaar
bij stopzetting van de behandeling.
De experts menen dat deze resultaten het be-
lang van HDL-cholesterol niet in vraag stellen.
Losartan en Marfan, een
winnend duo?
Uiteindelijk lijken de resultaten van het
COMPARE-onderzoek (COzaar in Marfan
PAtients Reduces aortic Enlargement
) de
gunstige werking van losartan op het syn-
droom van Marfan te bevestigen. Zoals
Maarten Groenink (Amsterdam, Nederland)
verduidelijkte, heeft losartan een bloed-
drukverlagend effect, dat echter ook de hy-
peractiviteit van TGF-bèta door mutatie van
het fibrilline 1-gen tegenwerkt.
Het COMPARE-onderzoek had betrekking
op 233 patiënten die in vier referentiecentra
in Nederland werden opgevolgd. Bij de helft
van deze patiënten was de aortawortel al
vervangen door een prothese en de meesten
onder hen kregen bètablokkers toegediend.
Via randomisatie werd een onderzoeksarm
losartan en een controlearm gevormd. De re-
sultaten na 3 jaar duiden op een significant
kleinere uitzetting van de aortawortel en aorta-
boog, zowel bij patiënten met een aangeboren
aortaboog als bij degenen die preventief een
chirurgische ingreep hadden ondergaan.
Dit is een congresverslag. Het doel ervan is om informatie
te verstrekken over onderzoek in dit domein. Het is mogelijk
dat een aantal gegevens niet zijn goedgekeurd door de
Belgische instanties van de gezondheidszorg.