![]() in vertrouwen te nemen (1). Alles wat te maken heeft met hun lichaam roept vragen bij hen op, mobiliseert hun zelfbeeld, hun preutsheid en hun affectieve handelingen. Vaak willen ze ook heel andere dingen dan hun ouders. Kortom, misverstanden over het doel van de consultatie zijn bij adolescenten frequenter dan bij andere patiënten. Het is belangrijk dat het doel, in de mate van het mogelijke, al van in het begin wordt vastgesteld en wordt nagestreefd tijdens de hele behandeling, samen met de adoles- cent alleen en met zijn ouders. De opvolging kan alleen maar vruchten afwerpen als de standpunten over de aard, maar ook over de pertinentie van het doel van de behandeling gelijklopen. De behandeling mag niet louter normatief zijn en moet in de loop van de opvolging worden bijgesteld. We moeten bijvoorbeeld weer structuur brengen, en behouden, in het ritme van de maaltijden, ervoor zorgen dat de adolescent zich houdt aan de (algemene of op zijn aandoening afgestemde) dieetregels, dat zijn gewicht stabiel wordt, dat hij gewicht verliest, en bijdragen tot een verbetering van zijn levenskwaliteit en zijn zelfbeeld. tendeels af van ons, de zorgverstrekkers, van onze beschikbaarheid en van de tijd die we kunnen uittrekken voor een patiënt die zijn klachten moeilijk kan formuleren, van het feit of we het gevoel hebben dat we hem kunnen helpen. We moeten respect tonen, ruimte laten voor ambivalentie en de autonomie van de adolescent erken- nen zonder zijn ouders uit te sluiten. Deze patiënt op een correcte manier informeren (zonder te dramatiseren of banaliseren) be- tekent nagaan wat hij al weet, welke mis- verstanden er leven en hoe hij de dingen ziet. We moeten rekening houden met zijn emotionele ervaringen. Alleen op basis van dens deze voorbereidende fase, kunnen we hem nuttige informatie geven. We moeten de dieetnoties stap voor stap uitleggen, in eenvoudige bewoordingen, eventueel aan de hand van schema's of andere dragers. Vervolgens moeten we nagaan of de patiënt alles goed begrijpt. Maar natuurlijk is het niet omdat de adolescent kennis heeft, dat hij die ook zal gebruiken in zijn dagelijkse leven. van omgaan met de patiënt dan een ver- zameling van psychologische `technieken' om een adolescent iets te laten doen wat hij niet wil (3, 11, 12). Dit soort gesprek is zeker nuttig tegenover een patiënt die al weet hoe hij zijn gedrag zou kunnen veran- deren. In een empathisch klimaat waarin de adolescent centraal staat moet een part- nerschap tot stand worden gebracht. We moeten daarbij rekening houden met zijn overtuigingen en de confrontatie vermij- den. Met reflexieve luistertechnieken en herformuleringen helpen we hem om zich bewust te zijn van zijn ambivalentie en om de `voor- en nadelen' van een verandering van zijn eetgewoonten tegen elkaar af te wegen. Hoewel de zorgrelatie asymmetrisch blijft, moet de adolescent zich opstellen als een partner en niet als een object van onze expertise. Wij zijn de experts op het vlak van voeding, maar alleen hij weet wat hij precies ervaart. De echte motivatie kan alleen van hem komen, en niet van zijn ou- ders, zijn arts of zijn diëtist. Het gesprek zal hem helpen om een keuze te maken, ook als dat betekent dat hij niet zal veranderen. We moeten zijn vrije keuze en autonomie respecteren opdat de behandeling op lange termijn vruchten zou afwerpen. Door onze houding zal hij een beter zelfbeeld krijgen, te veranderen zal kunnen mobiliseren. Ui- teraard moeten we onze houding afstem- men op elke aandoening en de risico's die ermee gepaard gaan. Een gezonde adoles- cent moeten we anders behandelen dan een adolescent met overgewicht, diabetes, glutenintolerantie, enz. dieetvoorschriften in het algemeen teleur- stellende resultaten opleveren. De notie `reactance' (13) waarvan de laatste decen- nia sprake is, helpt om de adolescent beter te begrijpen: een gedrag dat als problema- tisch wordt beschouwd, wordt (opnieuw) aantrekkelijker als de patiënt het gevoel heeft dat de interventie van buitenaf zijn individuele vrijheid in het gedrang brengt; zich niet houden aan een dieetvoorschrift, is voor een adolescent soms een manier om zijn zo gegeerde vrijheid terug te vinden. Te veel druk leggen op een ambivalente adolescent, kan dan contraproductief zijn. Hetzelfde geldt als we de patiënt bang ma- ken: dreigen met medische complicaties, is allesbehalve een goede manier om zelfs maar de kleinste verandering teweeg te brengen. Bovendien heeft deze houding het paradoxale effect dat hij bang wordt en er verdedigingsmechanismen in werking tre- den, zoals ontkenning, wat hem nog minder zal motiveren om zich aan de dieetregels te houden. Veel efficiënter in een dergelijke situatie is het om te `rijden met weerstand' (11). Onderzoek kan bijvoorbeeld leren dat een zwaarlijvige adolescent die het waarom van zijn dieet zeer goed begrijpt, toch nog zal snoepen na het avondmaal. In dat geval moeten we hem duidelijk maken dat zijn ge- drag niet strookt met zijn waarden (datgene waarvan hij weet dat het goed voor hem is). Hij kan dan zijn ambivalentie uitdrukken, zijn schuldgevoel, maar ook zijn gevoel van vrijheid, autonomie, het plezier dat hij aan |