![]() kunnen voorspellen, gekend onder de naam "2009 Birmingham Schema" oftewel de CHA groepen van risicofactoren. Enerzijds, zekere (hoge) risicofactoren, zoals een voorgeschiedenis van CVA of TIA (S Anderzijds geassocieerde risicofactoren: hypertensie (H), hartfalen (C), diabetes (D), leeftijd 65-74 jaar (A), vrouwelijk geslacht (Sc) en vasculaire aandoeningen (V), die allen een waarde van 1 krijgen. Vanaf een score van 2 is een hoog risico op CVA/TIA aanwezig en is orale anticoagulatie vereist. aldus de patiënten selecteren die al dan niet OAC nodig hebben (Tabel 1). De eerste vraag die men stelt is "hoe oud is de patiënt?". Indien de patiënt ouder dan 75 is, dienen OAC te worden gestart. Indien nee, gaat men na of er een voorgeschiedenis is van CVA, TIA of embolie. Een ja-antwoord hierop, is ook een indicatie voor OAC. Bij nee, wordt de risico-evaluatie verder uitgevoerd op basis van het geslacht. Bij een man zijn twee of meer geassocieerde risicofactoren een indicatie voor OAC, bij een vrouw is één risicofactor al een indicatie om OAC te starten. zit er nog maar 15% van de patiënten in de grijze zone in plaats van de vroegere 61% met de CHADS drie vierde van de VKF-patiënten in de hoogrisico-categorie die obligaat OAC moet krijgen. Dit schema is nu het meest optimaal en is recent opgenomen in de nieuwe Europese guidelines in de aanpak van patiënten met VKF (2). Naar mijn mening moeten alle patiënten in de grijze zone onder OAC contra-indicaties zoals een verhoogde bloedingsneiging. OAC optimaal? gebruik van OAC kan het risico op CVA/TIA zeer aanzienlijk worden verminderd naar ongeveer 1,5% komende van de initieel 6-8% wanneer risicopatiënten geen OAC krijgen. Dit betekent een relatieve risicoreductie van meer dan 60%. Maar de preventie en de follow-up kunnen op verschillende vlakken fout lopen. Om aan preventie te kunnen doen, moet men eerst de diagnose van VKF stellen en het is gekend dat vele patiënten een asymptomatische VKF vertonen. De gemiddelde leeftijd van mensen met VKF is 75 jaar en misschien moeten alle mensen ouder dan 75 die risicofactoren hebben, systematisch worden gescreend op de aanwezigheid van VKF. Men kan aannemen dat bij heel wat mensen die OAC zouden moeten krijgen, dit niet het geval is alleen omwille van het feit dat de diagnose niet is gesteld. risico-evaluatie die bij voorkeur aan de hand van de nieuwe CHA patiënt die OAC neemt consequent te worden aangepakt. Met name de controle van de INR-waarde verdient hier de aandacht. de patiënten minstens 50% van de tijd een INR-waarde tussen 2 en 3 moeten hebben. Als tweede kwaliteitscriterium geldt dat de INR-waarden 75% van de tijd moeten schommelen tussen 1,75 en 3,25. Een onderzoek dat we hebben uitgevoerd bij 1.000 patiënten in België criterium wordt gehaald, dit niet zo is voor het tweede criterium. Het is echter niet makkelijk om mensen onder OAC binnen de aanbevolen waarden (INR tussen 2 en 3) te houden. Factoren als voedings- en medicamenteuze interacties, therapietrouw, angst voor te hoge waarden, maken dat de INR-waarden zich vaak niet binnen dit nauwe therapeutische venster bevinden. Meestal is de INR-waarde te laag en is de anticoagulatie dus onvoldoende, wat uiteraard het risico op CVA verhoogt. Een ander probleem is dat nogal wat patiënten een OAC- behandeling weigeren omwille van de frequente bloednames voor het opvolgen van de INR. Een INR-meting `on the spot', dus aan de hand van een strip die onmiddellijk de INR- waarde geeft, is zeker bevorderlijk voor een betere follow-up, en is ook kostenbesparend omdat er minder bloedingen of embolen optreden door de betere INR-monitoring. een goede risico-evaluatie en een goede monitoring van de INR-waarden zijn essentieel om de preventie van trombo-embolische aandoeningen bij VKF te optimaliseren. 1. stratification using a novel risk factor based approach: The Euro Heart Survey on Atrial Fibrillation. Chest 2010;137:263-72. atrial fibrillation - European Heart Journal doi:10.1093/ eurheartj/ehq278 VKF-patiënten volgens de CHA diabetes mellitus. het risico op trombo-embolische aandoeningen, zoals CVA en TIA, aanzienlijk verhoogt. Professor Neree Claes, die een leerstoel cardiovasculaire preventie bekleedt aan de Universiteit Hasselt, bespreekt hier verschillende aspecten over het verband tussen VKF en stroke, zoals de nieuwe CHA CHADS lopen een verhoogd risico op CVA/TIA? of TIA bij patiënten met een VKF is globaal gezien 6x hoger in vergelijking met personen zonder VKF. Dit risico verhoogt aanzienlijk met toenemende leeftijd en loopt op tot 23% boven de 80 jaar. Bovendien komt VKF frequenter voor bij ouderen. Bij de algemene bevolking bedraagt de prevalentie van ouder dan 70 jaar de prevalentie 6 tot 14% bedraagt. Ongeveer 5% van de mensen ouder dan 65 jaar heeft VKF, terwijl ruim de helft van de patiënten met VKF ouder is dan 75 jaar. trombo-embolische complicaties te verkrijgen, is het essentieel om een goede risico-analyse uit te voeren: elke patiënt met VKF moet een risico- evaluatie krijgen! Dit gebeurde tot dusver aan de hand van de CHADS geassocieerde comorbiditeiten wordt verrekend. De `C' staat voor congestief hartfalen, de `H' voor hypertensie, de `A' voor leeftijd, de `D' voor diabetes, de `S' voor stroke. De score wordt berekend door 1 punt toe te kennen aan elk van de CHAD-factoren en 2 punten aan stroke. Dit betekent dus dat een voorafgaande stroke/TIA tweemaal meetelt. Op die manier kan men de patiënten indelen als VKF-patiënten met een hoog, matig of laag risico op trombo-embolische complicaties. Merk op dat dit risico onafhankelijk is van het type van VKF (paroxysmaal, persistent of permanent). toedienen van een antiocoagulerende behandeling. In geval van VKF zonder één van de risicofactoren uit de CHADS voor OAC (orale anticoagulantia) maar wordt een behandeling met een lage dosis aspirine aanbevolen, meer bepaald tussen 75mg en 325mg. Wanneer twee of meer risicofactoren aanwezig zijn (score = 2), bijvoorbeeld VKF in combinatie met hartfalen en een leeftijd hoger dan 75 jaar, zijn altijd OAC aangewezen. Het probleem van de CHADS één risicofactor hebben (score = 1), aangezien de arts dan de keuze moet maken tussen een OAC of aspirine. Er wordt dan ook soms te weinig gekozen voor OAC omwille van deze grijze zone met de klassieke CHADS probleem van deze grijze zone oplossen? et al. gepubliceerd in Chest 2010 (1) wordt een verfijning van de klinische risicostratificatie voor het voorspellen van stroke en trombo-embolie bij VKF voorgesteld op basis van een nieuwe risicofactor-gebaseerde benadering. Lip onderzocht aan de hand van meta- analyses of de CHADS dat deze score in feite niet voldoende accuraat is; meer bepaald bevinden zich 61% van de VKF-patiënten in de lage tot matige risicoklasse, de hogervermelde grijze zone waarin met moet kiezen tussen aspirine of anticoagulatie. Daarenboven is het gekend dat 1,4% van de patiënten met een laag risico op basis van CHADS nieuwe risicofactoren op die het risico op CVA/TIA verhogen, waaronder vrouwelijk geslacht. Vrouwen hebben namelijk een hoger risico op trombo- embolische complicaties in geval van VKF in vergelijking met mannen. Nieuw is ook dat een leeftijd tussen 65 en 74 jaar als een risicofactor wordt beschouwd (score = 1). Een andere nieuwe risicofactor is de aanwezigheid van vasculaire aandoeningen, zoals coronaire arteriële aandoeningen (CAD), myocardinfarct of perifere arteriële aandoeningen (PAD). Deze gegevens leidden tot een nieuwe berekeningswijze om het stroke-risico |