![]() lijkt te correleren met de antitumorale doeltref- fendheid van bevacizumab (11). Andere gerichte geneesmiddelen (sorafenib, sunitinib, dasatinib, nilotinib, imatinib, bortezomib, bevacizumab...) oefenen een effect uit via andere wegen, maar met hetzelfde resultaat (3). Voor de behandeling wordt gestart, moeten de risicofactoren worden opgespoord. In geval van hartinsufficiëntie moet die snel worden behandeld met een ACE-remmer en een bètablokker (12). in hoge dosering een acute hartinsufficiëntie kan veroorzaken als gevolg van hemorragische necrose van de hartspiercellen. Die hartinsuf- ficiëntie geneest gewoonlijk na enkele dagen of weken. Ifosfamide veroorzaakt niet alleen linker- ventrikeldisfunctie, maar ook supraventriculaire ritmestoornissen, een reversibele toxiciteit zoals met cyclofosfamide. Het ecg toont vaak repola- risatiestoornissen, maar de betekenis daarvan is nog niet duidelijk. Een niet onbelangrijk percentage van de patiënten die worden behandeld met 5-fluoro-uracil (5-FU), zal cardiotoxiciteit ontwikkelen. Vaak betreft het oudere patiënten met een onderliggende hart- en vaataandoening, waardoor het risico op cardio- toxiciteit van 5-FU nog toeneemt. Er worden twee pathofysiologische mechanismen beschreven: coronaire spasmen en/of acute toxiciteit voor het myocard en niet als gevolg van ischemie. ritmestoornissen veroorzaken via een direct rect door afgifte van histamine. Soms wordt een verlenging van het QT-interval waargenomen (3), vooral als de chemotherapie wordt gecom- bineerd met een tricyclisch antidepressivum, een SSRI, een macrolide, een antimycoticum of bepaalde antiaritmica (14). Die bijwerking treedt niet alleen op met de klassieke cyto- statica, maar kan ook optreden bij toediening van tyrosinekinaseremmers (14). Daarom moet 7 dagen na de start van de behandeling een ecg worden afgenomen en daarna moet het ecg regelmatig worden gecontroleerd. Als het QT-interval langer is dan 500msec, moet de behandeling worden gestaakt. fluoropyrimidines, taxanen en angiogenese- remmers (3). De myocardischemie treedt doorgaans snel op en uit zich vooral bij patiën- ten met coronair lijden, na vroegere radiothe- rapie van het mediastinum en bij concomi- tante toediening van cisplatine. De ischemie is toe te schrijven aan een vasospasme en di- recte toxische effecten van die geneesmidde- len op het myocard, wat gepaard gaat met een activering van de stolling. bevacizumab. Die bijwerking wordt veroor- zaakt door een geringere expressie van VEGF (15). Ook kunnen er trombo-embolische complica- ties optreden gezien de verhoogde stolbaar- heid bij kanker, een probleem dat nog eens in de hand wordt gewerkt door bepaalde gerichte geneesmiddelen. 1. 2006;7(2):141-6. 12. AltenaR,etal.LancetOncol2009;10(4):391-9. 13. TaniguchiI.InternMed2005;44(2):89-90. 14. EderhyS,etal.TargetOncol2009;4(2):89-97. 15. ZhuX,etal.AmJKidneyDis2007;49(2):186-93. 16. GayaA,AshfordR.Cardiaccomplicationsofradiation 18. CossetJ,etal.IntJRadiatOncolBiolPhys relatieve gevoeligheid van bepaalde structuren van het hart voor stralen vormt het hart een `kritiek' orgaan bij radiotherapie van de thorax. Gewoonlijk wordt aangenomen dat de cardiale complicaties van ioniserende stralen de op een na belangrijkste doodsoorzaak zijn na progressie van de tumor bij patiënten die bestraling van het mediastinum hebben gekregen (16). De pathofysiologische mechanismen van die effecten zijn niet goed bekend. Waarschijnlijk leidt aantasting van de microcirculatie tot weefselischemie en die laatste leidt dan weer tot late cicatriciële fibrose (17). Het pericard wordt dikker door fibrose, waarschijnlijk als gevolg van late ischemie door microangiopathie en een persisterend ontstekingsexsudaat aan het oppervlak van het pericard (18). De aantasting van de kransslagaders wordt gekenmerkt door een endoluminale fibromusculaire hyperplasie, die het risico op atherosclerose verhoogt en structurele en functionele stoornissen, respectievelijk kleplijden en geleidingsstoornissen, van het myocard veroorzaakt [11-13]. Chronische pericarditis kan zeer laat optreden, soms meerdere maanden tot jaren na de bestraling. |