![]() andere slaap mid de len. Zijn hypnotisch effect vergemakkelijkt het inslapen en verze kert een goede en verkwikkende nacht rust. Zijn anxiolytisch ef fect maakt een intermitterend gebruik mo gelijk en zorgt voor af we zig heid van rebound-in som nia bij het af bou wen en onderbreken van de behandeling. samenstelling Eén tablet bevat 27,42 mg Flurazepam base. Hulpstoffen: Monohydraatlactose*; cellulosepoeder*; Poly (o-2 hydroxypropyl) cellulose (5,0 16,0% hydroxipropoxygroep); colloïde siliciumdioxide: maïszetmeel; dibehynaatglycerol; magnesiumstearaat. * Gebruikt onder de vorm van cellactose 80 bestaan uit: 75% monohydraatlactose en 25% cellulosepoeder Farmaceutische vorm Deelbare tabletten voor oraal gebruik. therapeutische indicaties Staurodorm is aangewezen in geval van slaapstoornissen, bij patiënten die o.a. tekenen van angstigheid vertonen. Het gebruik van benzodiazepines is enkel aangewezen indien de slaapstoornissen ernstig zijn, deze de persoon in zijn dagelijkse bezigheden belemmeren of hem tot extreme wanhoop drijven. Slaapstoornissen gebonden aan een depressie zijn geen indicatie voor benzodiazepines in monotherapie. Posologie en toedieningswijze De behandeling zal zo kort mogelijk gehouden worden. De totale duur van de behandeling zal normaal gezien niet langer dan 3 weken duren, inclusief de ontwenningsperiode. In geval dat de behandeling moet verder gezet worden, is een voorafgaande reëvaluatie van de toestand van de patiënt aangewezen. Men zal met een kleine dosis starten welke progressief zal verhoogd worden tot een optimaal effect bekomen wordt. De maximale doeltreffendheid van Flurazepam wordt tijdens de 2de of 3de nacht bereikt. a.Volwassenen: gebruikelijke dosis: ½ tablet `s avonds, 15 min. voor het slapengaan. Uitzonderlijk, en voor hardnekkige gevallen, mag de dosis gradueel opgedreven worden tot 2 tabletten. b.Oudere patiënten of patiënten in een slechte algemene toestand (vb. nier- of leverinsufficiëntie): een ½ tablet zal i.h.a. voldoende zijn en vertegenwoordigt in ieder geval de aanvangsdosis. c. Kinderen: Kinderen vertonen een grotere gevoeligheid voor de effecten van benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel. Een niet compleet metabolisatieschema kan de vorming van niet actieve metabolieten verhinderen of deze onvolledig maken. Kinderen onder de zes jaar: het gebruik van benzodiazepines bij kinderen onder de zes jaar is voorbehouden voor zeldzame specifieke indicaties en zal slechts genomen worden na beslissing en onder begeleiding van een gespecialiseerde geneesheer (neuropediater, psychiater). d. Opmerking: Onderbreking na een langdurige behandeling progressief gebeurt. Rebound effecten bij het stopzetten van de behandeling blijken minder frequent met benzodiazepines met een lange halfwaardetijd, dan met deze met een korter half leven. Contra-indicaties Overgevoeligheid aan het actieve bestanddeel, aan één van de hulpstoffen of residu's. Myastenia gravis, overgevoeligheid voor benzodiazepines vormen de formele contra-indicaties bij het gebruik van Staurodorm, alsook in geval van ernstige ademhalingsinsufficiëntie of slaapapneu. Bij nier en leverstoornissen zal Staurodorm met voorzichtigheid toegepast worden en dienen de biologische parameters gecontroleerd worden. Kinderen jonger dan 6 jaar: bij kinderen onder de 6 jaar is het gebruik voorbehouden voor zeldzame specifieke indicaties, na beslissing en onder begeleiding van een gespecialiseerde geneesheer ( neuropediater, psychiater). Waarschuwing en bijzondere gebruiksvoorzorgen De duur van de behandeling zal zo kort mogelijk gehouden worden en zal 4 weken niet overschrijden. Het verder zetten van de behandeling na deze periode vereist een klinische reëvaluatie. Het is belangrijk om aan de patiënt de duur van de behandeling uit te leggen alsook het schema voor het verminderen van de dosis. Het rebound fenomeen zal uitgelegd worden, dit zal toelaten om de angst tegen deze symptomen te beperken bij het onderbreken van de behandeling. Bij inname van hoge dosissen dient rekening gehouden met mogelijke accumulatie van actieve metabolieten. Het toedienen van benzodiazepines kan tot anterograde amnesie leiden met gedragsstoornissen. Deze komen voor binnen de uren na de inname van het geneesmiddel. Men zal er dus op letten dat de patiënt over een slaapperiode van 7 à 8 uren kan beschikken. Gewenning kan optreden na enkele weken ononderbroken gebruik. Het gebruik van benzodiazepines kan tot een psychische en/of fysische afhankelijkheid leiden. Dit risico neemt toe naargelang de dosis en de behandelingsduur, zelfs bij antecedenten van alcohol- en drugmisbruik. Het plots stoppen van de behandeling zal vanaf dan tot ontwenningsverschijnselen leiden, zoals slapeloosheid, hoofdpijn, duizeligheid, anorexia, angst, humeurstoornissen of agitatie. Aangezien deze frequenter voorkomen bij plots onderbreken van de behandeling, wordt een graduele vermindering van de dosis aangeraden. Ernstiger symptomen kunnen voorkomen: nausea, braakneigingen, musculaire atonie, tremor, hypotensie, hypothermie, fasciculaties en convulsies, diplopie en gezichtsstoornissen, verwarring bij bejaarden en geheugenstoornissen. Psychiatrische en paradoxale reacties kunnen voorkomen: agitatie, irritabiliteit, agressiviteit, confusie, nachtmerries, hallucinaties of gedragsstoornissen. Bij het optreden van deze fenomenen dient de behandeling onderbroken te worden. Bij oudere patiënten of patiënten in een algemene slechte toestand wordt de minimale posologie opgelegd. Dit geldt eveneens voor patiënten die aan chronische ademhalingsinsufficiëntie lijden. Kinderen: Kinderen vertonen een grotere gevoeligheid voor de effecten van benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel. Een niet compleet metabolisatieschema kan de vorming van niet actieve metabolieten verhinderen of deze onvolledig maken. Kinderen onder de 6 jaar: het gebruik van benzodiazepines bij kinderen onder de 6 jaar is voorbehouden voor zeldzame specifieke indicaties en zal slechts genomen worden na beslissing en onder begeleiding van een gespecialiseerde geneesheer (neuropediater, psychiater). Bij chronische behandelingen dienen de biologische parameters (lever, nieren, bloed) regelmatig gecontroleerd te worden. De grootste voorzichtigheid dient in acht genomen te worden bij het stopzetten van de behandeling met Staurodorm bij epileptici, gezien de mogelijkheid om epileptiforme aanvallen uit te lokken bij het brutaal onderbreken van een behandeling met benzodiazepines. Een strikte controle van de dosis en voorgeschreven hoeveelheden is wenselijk bij patiënten met neigingen tot alcoholisme en toxicomanie. Benzodiazepines mogen niet alleen gebruikt worden voor het behandelen van een depressie of angst gebonden aan een depressie, aangezien de behandeling aanleiding tot zelfmoordneigingen kan geven. Gewenning aan de verschillende effecten van benzodiazepines kan voorkomen. Bij patiënten met een ernstige leverinsufficiëntie kan de toediening van benzodiazepines een encephalopathie uitlokken. Men moet de patiënten verwittigen dat hun tolerantie tegenover alcohol en andere substanties die het centrale zenuwstelsel deprimeren, wordt verminderd bij het gelijktijdig innemen van benzodiazepines; het verbruik van deze substanties moet als gevolg vermindert of onderbroken worden in geval van een bijkomende behandeling met benzodiazepines. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten die lijden aan chronische ademhalingsinsufficiëntie, alsook bij de patiënten die aan acuut gesloten hoek glaucoom lijden. Interacties met andere geneesmiddelen en andere interacties Hypnotische en sedatieve substanties (neuroleptica, barbituraten, sommige H1 antihistaminica, opiaten, enz....) alsook alcohol potentialiseren de depressieve effecten van de benzodiazepines op het centraal zenuwstelsel en vice versa. Het gelijktijdige gebruik van deze producten (alcohol, en hypnotische en sedatieve bestanddelen) is afgeraden Cimetidine, isoniazide, disulfiram en propranolol vertragen de biotransformatie van de benzodiazepines die een belangrijke oxidatieve metabolisatie ondergaan. Daarentegen, phenytoïne en rifampicine versnellen de biotransformatie van dezelfde substanties. De klinische implicaties van deze farmacokinetische interacties zijn niet duidelijk gekend. Geen enkele interactie tussen flurazepam en orale contraceptieve middelen is actueel beschreven. Er bestaat een groter risico op psychosen in geval van simultaan gebruik van sommige benzodiazepines en valproïnezuur; deze interactie werd tot op heden niet beschreven voor flurazepam. Theofylline is een antagonist van het farmacologische effect van de benzodiazepines. Imidazolderivaten kunnende ongewenste effecten van flurazepam potentialiseren door een verhoogde serumconcentratie van flurazepam. Zwangerschap en lactatie Een teratogeen effect kan niet uitgesloten worden. Het gebruik is niet aangeraden tijdens de zwangerschap. Benzodiazepines kunnen bij de pasgeborene een ademhalingsdepressie, hypotensie, hypothermie en zeldzamer een abstinentiesyndroom veroorzaken. Aangezien flurazepam teruggevonden wordt in de moedermelk, wordt het gebruik ervan tijdens de borstvoeding afgeraden. Effecten op de bekwaamheid voor het besturen van voertuigen en het gebruik van machines Flurazepam heeft een weinig tot matig effect op de bekwaamheid voor het besturen van voertuigen en het gebruik van machines Gezien de halfwaardetijd van zijn actieve metaboliet, N1-desalkyl-flurazepam, kunnen het besturen van een voertuig en de waakzaamheid bij het gebruik van machines aangetast worden, alsook concentratie- of motorische coördinatiestoornissen en zeker in geval van gelijktijdig gebruik met alcohol en andere sedativa. Voorzichtigheid is geboden, in het bijzonder bij de aanvang van de behandeling ongewenste effecten De toediening van benzodiazepines kan een reeds bestaande depressie maskeren en kan anterograde amnesie met gedragsstoornissen veroorzaken. Paradoxale of psychiatrische reacties zoals agitatie, prikkelbaarheid, agressiviteit, delirium, hallucinaties, psychose of gedragsstoornissen werden waargenomen. Deze komen frequenter voor bij kinderen en bejaarden. Het gebruik van benzodiazepines kan tot een fysische of psychische afhankelijkheid leiden. Toxicomanie op benzodiazepines is mogelijk. Het plots onderbreken van een behandeling kan een rebound effect veroorzaken. (zie bijzondere voorzorgen). Een agranulocytose kan soms voorkomen, deze is omkeerbaar. Uitzonderlijk werden personaliteitsstoornissen, depressie of symptomen van paranoia vastgesteld. In sommige gevallen kunnen paradoxale reacties optreden met verhoogde angst en slapeloosheid. Ter hoogte van het centrale zenuwstelsel werden volgende ongewenste effecten vastgesteld: slaperigheid als hang-over fenomeen, musculaire atonie, vermoeidheid, ataxie, diplopie, duizeligheid en hoofdpijn. Deze fenomenen komen frequenter voor in het begin van de behandeling en hebben neiging om progressief te verdwijnen. Oorruizen kunnen voorkomen. Gevallen van angina pectoris en hartkloppingen werden gerapporteerd. Op ademhalingsniveau werd een toename van het aantal slaapapneu vastgesteld, gewoonlijk zonder betekenis. Niettegenstaande zal er rekening mee gehouden worden in geval van obstructie van de bovenste luchtwegen. Op gastro-intestinaal vlak kunnen nausea, braakneigingen, pyrosis, en zeldzaam een verhoogde eetlust of anorexie voorkomen. Diarree, obstipatie, droge mond of over productie van speeksel werden waargenomen. Een tijdelijke verhoging van de leverenzymen, van de bilirubine kunnen voorkomen. Deze onvoorspelbare fenomenen zijn reversiebel. Pruritus, huiduitslag en in sommige gevallen fotosensibiliteit werden vastgesteld. Anafylactische reacties zijn uitzonderlijk. Kunnen ook voorkomen: sexuele dysfunctie, menstruele- en ovulatie stoornissen, stoornissen van het libido, zeer uitzonderlijk gynaecomastie. Er werd gerapporteerd dat flurazepam zeldzame gevallen van leucopenie, en granulocytopenie en een toename van sgot/sgpt, van totale en directe bilirubine en van alkalische fosfatase veroorzaken heeft. Brandgevoelen aan de ogen, troebel zicht, en focalisatie moeilijkheden werden ook gerapporteerd overdosering Zoals voor alle benzodiazepines, is de therapeutische marge van Staurodorm in monotherapie breed. De associatie met andere sedativa of alcohol kan zeer gevaarlijk zijn. Hetzelfde geldt voor bepaalde onderliggende ziekten (zie BIJZONDERE VOORZORGEN) die bezwarende factoren zijn. De behandeling van accidentele of vrijwillige intoxicatie zal in het ziekenhuis gebeuren, vooral de cardio-circulatoire en de ademhalingsfunctie dienen onder toezicht gehouden te worden. Flumazenil is aangewezen bij ernstige intoxicatie met coma of ademhalingsinsufficiëntie. Het is niet aangewezen in volgende gevallen: het innemen van tricyclische antidepressiva, bijkomend gebruik van geneesmiddelen die kunnen leiden tot stuiptrekkingen, ECG afwijkingen (onder meer verlenging tussen QRS of QT) In geval van massale inname, overdoseringtekens uiten zich voornamelijk door een diepe slaap tot coma volgens de ingenomen hoeveelheden. Men vindt ook tekens van mentale confusie, lethargie in goedaardige gevallen. Meer serieus gevallen uiten zich door ataxie, hypotonie, arteriële hypotensie ademhalingsdepressie, uitzonderlik overlijden. De prognose is gunstig in afwezigheid van associatie met andere psychotropen en op voorwaarde dat de patiënt behandeld wordt. In geval van orale overdosering van minder dan één uur, zal men de patiënt doen overgeven als hij bewust is of, integendeel, zal een maagspoeling met bescherming van de luchtwegen gebeuren. Na deze termijn, kan de toediening van geactiveerde steenkool de opname verminderen. De toediening van Flumazenil kan nuttig zijn voor de diagnose en / of de behandeling van een accidentele of vrijwillige overdosering in benzodiazepines. Antagonisme door Flumazenil van de benzodiazepines effecten kan het voorkomen van neurologische stoornissen bevorderen (stuiptrekking) Wettelijke afleveringsstatus: Enkel op medisch voorschrift zelden een depressieve toestand uitlokt: depressie bij kankerpatiënten ontstaat meestal zonder significante antecedenten van depressie en wordt gekenmerkt door een toestand van extreme vermoeidheid met aboulie, verlies van levenslust, psychomotorische vertraging, soms zelfs algemene tekens van het type lichte koorts, gebrek aan eetlust, mis- selijkheid... In dit geval moet altijd meteen een bloedonderzoek worden uitgevoerd, en moeten in een eerste fase vaak antidepressiva worden toegediend. Als dit biologisch en klinisch onderzoek afwijkingen aan het licht brengt of als er twijfel bestaat, moet het algemene paraklinische on- derzoek worden uitgebreid om elke invaliderende, vaak maligne patho- logie uit te sluiten. De diagnostische valkuil zit immers in het feit dat de twee aandoeningen een aantal symptomen gemeenschappelijk hebben: verlies van eetlust, vermageren, zwakte en vermoeibaarheid... Factoren die iemand vatbaar maken voor kanker zijn roken en familiale antece- denten van kanker... Pijn en overmatig alcoholgebruik verhogen dan weer het risico op depressie. Maar deze factoren zijn slechts een indicatie. Waakzaamheid is dus geboden! tieve depressie, depressie als reactie op de diagnose en de complicaties van de ziekte dus. De psychologische evolutie van een patiënt die de diagnose kanker krijgt, verloopt volgens het ondertussen klassieke sche- ma, waarin de patiënt via 5 fasen tot aanvaarding van de pijnlijke diagno- se komt. Dit schema is goed bekend sinds E. Kübler-Ross (4): de fase van shock gevolgd door ontkenning, de fase van opstandigheid, vervolgens die van het `marchanderen', dan de fase van depressie en tot slot de aan- vaarding. Depressie maakt dus deel uit van het vaak moeilijke aanvaar- dingsproces van een patiënt met kanker, waarvan zowel de diagnose als de behandeling angst veroorzaken. In het jaar dat volgt op de diagnose krijgt ten minste 20% van de patiënten te kampen met een adaptatie- stoornis of erger, een depressie. Deze moeilijkheden worden nog erger naargelang de ernst van de ziekte. In de terminale fase lijdt meer dan de helft van de patiënten aan een psychiatrische stoornis (1). In het pal- liatieve stadium, wanneer veel patiënten (tot 20%) een doodswens uiten, rijst de vraag van euthanasie en geassisteerde zelfmoord. Hoe op deze vraag wordt gereageerd, verschilt naargelang de lokale wetgeving. Om in deze context een aangepaste oplossing te vinden, is het heel nuttig om te verwijzen naar de ervaring van W. Breitbart (New York), die onder andere heeft meegewerkt aan twee vrij recente onderzoeken in dit domein (5-6). als gevolg van geneesmiddelen tegen kanker, vooral chemotherapie, maar ook middelen tegen misselijkheid die, door hun antidopaminerge ze depressie kunnen uitlokken, zijn vincristine, vinblastine, tamoxifen, procarbazine, cyproteron... Bij hersentumoren moet overigens ook re- kening worden gehouden met directe frontale en/of limbische effecten van bepaalde primaire of secundaire tumoren (of het bijhorende oedeem), die een depressieve toestand van psycho-organische aard kunnen veroorzaken. nische depressieve toestand het ontstaan van kanker mogelijk in de hand werkt! In recente publicaties is al aangetoond dat er meer, vooral hormo- nale en gynaecologische tumoren (vooral ter hoogte van de baarmoeder en de eierstokken...) voorkomen bij patiënten die constant onder stress staan door hun job (7) of bijvoorbeeld door pesten op het werk (8). We zullen in de toekomst studies specifiek naar depressieve toestanden dan ook met argusogen volgen, niet in het minst omdat er steeds meer bewijs is voor neurobiologische wijzigingen als gevolg van chronische activering van stressreacties bij majeure depressie. Dit proces start in de amygdala, de hersenzone die betrokken is bij angstgevoelens en het regelen van de stemming, waarna de hypothalamus-hypofyseas wordt geactiveerd (9). Deze activering veroorzaakt op celniveau een overmatige hoeveel- heid glucocorticoïden. Als dit proces lang aanhoudt, kan de immuunfunc- tie afnemen. En een verzwakt immuunsysteem kan bij bepaalde, meer kwetsbare patiënten neoplasie uitlokken. duidelijk nog veel leren over het verband tussen kanker en psychiatrie! 1. associéesaudeliriumchezdespatientsadressésàlaconsultationdepsycho-oncologie. Bulletinducancer,2002;89(12):1093-8. com/spip.php?article345 UniversityPress.NewYork,2009. Psycho-oncology.OxfordUniversityPress,NewYork,2009 2009;30:309-17. 2008. TempoMédical2008;novembre:1-5. hoog: 55-65% adaptatiestoornissen, 8 tot 17% delirium en psychotische stoornissen en 11 tot 18% majeure depressie (1). Bovendien bestaan er heel wat verbanden tussen kanker en depressie. Vandaar ook de opkomst van een vrij recente en nog weinig bekende discipline, de psycho-oncologie (2-3), waarover wij u hier graag meer vertellen! |