background image
22 |
Medi-Sfeer 378
|
8 september 2011
dossIer onco
wervelkolom en 2% per jaar ter hoogte van de heup. Dat verlies lijkt
niet af te nemen met de tijd en houdt dus aan zo lang er een aromata-
seremmer wordt toegediend. Zodra er na de menopauze sprake is van
osteoporose of een verhoogd fractuurrisico, moeten we dus een suppletie
met calcium en vitamine D voorschrijven. Ook een gezonde levensstijl,
met veel lichaamsbeweging en weinig toxische stoffen zoals tabak en
alcohol, moeten we aanmoedigen. De aanbevolen dosis calcium bedraagt
1-1,2g/dag, die van vitamine D 800 eenheden per dag. Om een goede
impregnering te garanderen kunnen we de 25-OH-vitamine D doseren in
het serum, met een concentratie tussen 30 en 100ng/ml.
Wanneer en hoe is, naast deze suppletie, een preventieve
behandeling aangewezen?
De Belgian Bone Club heeft daarvoor aanbevelingen gepubliceerd (1).
Binnenkort verschijnt er ook een bijgewerkte Europese consensus en
er wordt nog een consensus voorbereid in samenwerking met de Inter-
national Osteoporosis Foundation (IOF). Los van al deze aanbevelingen,
kunnen we alvast onthouden dat alle patiëntes met een T-score < -2,5
en alle patiëntes die al een fragiliteitsfractuur hebben gehad, moeten
worden behandeld met een bisfosfonaat. Maar hiermee vertel ik u niets
nieuws. Voor patiënten met osteopenie met een T-score tussen -1 en
-2,5 liggen de aanbevelingen minder voor de hand. Samengevat wordt
aanbevolen om alle patiëntes met een T-score tussen -1,5 en -2,5 en
minstens één risicofactor voor fracturen (bijvoorbeeld een hoge leef-
tijd) te behandelen. Bij een T-score tussen -1,0 en -1,5 is behandeling
aangewezen als er minstens twee andere risicofactoren aanwezig zijn.
Patiëntes met een `normale' botmassa (-1,0 tot +1,0) moeten regelmatig
op controle komen.
Wat kan de huisarts doen in deze context?
De huisarts is de referentiepersoon voor deze patiëntes. Hij mag niet
aarzelen om de oncoloog te `waarschuwen' als het probleem niet wordt
behandeld. Oncologen hebben immers meer oog voor de mogelijkheid
dat de tumor terugkeert, terwijl reumatologen zich meer bekommeren
om gewrichtspijn, een bekende bijwerking van aromataseremmers, dan
om het osteoporoserisico. Het is overigens heel goed mogelijk dat er een
verband bestaat tussen de beide verschijnselen. Vrouwen met het laagste
oestrogeengehalte hebben immers het vaakst last van gewrichtspijn.
U had het tot nu toe vooral over vrouwelijke patiënten.
Maar waar zijn de mannen in dit verhaal?
Voor hen werden er nog niet echt aanbevelingen opgesteld. Wat mij be-
treft kunnen we ons inspireren op de aanbevelingen voor vrouwen, met
dezelfde limietwaarden voor de botmassa. Mannen vergen volgens mij
nog meer toezicht dan vrouwen. Ze zijn immers meestal ouder als ze
een hormoonbehandeling nodig hebben in het kader van prostaatkanker.
Omdat er in die context nog weinig onderzoek werd gevoerd, is het be-
langrijk om het potentieel te kennen van denosumab. Dat geneesmiddel
werd erkend voor zijn fractuurwerende werking bij prostaatkanker met
castratiebehandeling.
Een ander belangrijk aspect in de oncologie betreft
botuitzaaiingen. Hebben de kankercellen een voorkeur voor
bepaalde plaatsen?
Borstkanker en prostaatkanker (naar rato van 70 tot 95% van de gevallen
in een gevorderd stadium) hebben, samen met longkanker (bijna 40%
van de gevallen), de meeste botuitzaaiingen op hun geweten. Prostaat-
kankercellen zaaien zich vooral uit naar het axiaal skelet (het bekken, de
wervelkolom). Dat zijn ook de favoriete plaatsen van borst- en longkan-
ker, al tasten die ook vaak de schedel, de ribben, het opperarmbeen en
het dijbeen aan. Botuitzaaiingen zijn de belangrijkste oorzaak van pijn
bij kankerpatiënten. Ze zijn ook verantwoordelijk voor heel wat ernstige
complicaties: pathologische fracturen, medullaire compressie, compres-
sie van de cauda equina, verlamming van de hoofdzenuwen, hypercal-
cemie, infiltratie van het beendermerg met deficit van een of meerdere
bloedlijnen. Deze complicaties verminderen aanzienlijk de levenskwali-
teit van de patiënten.
In de mate dat patiënten ouder dan 60 frequent klagen over `pijn', moeten
we zeer aandachtig zijn als die pijn heviger is dan gewoonlijk, of 's nachts
opsteekt, of als de patiënt pijn heeft terwijl hij rechtstaat en die pijn nog
wordt verscherpt bij het bewegen. Vooral als het gaat om een stekende
pijn of een pijn die opkomt tijdens het palperen. We mogen niet aar-
zelen om bijkomende onderzoeken voor te stellen. De botvernieling als
gevolg van kanker kan immers worden geblokkeerd met bisfosfonaten of
denosumab.
Welke zijn die onderzoeken?
Een botscintigrafie is eenvoudig uit te voeren maar weinig specifiek. Ze
is ook niet gevoelig genoeg en spoort niet alle botuitzaaiingen op. Bij
twijfel is het beter om een doelgerichte scan voor te stellen, of een mag-
netische resonantie als die makkelijk toegankelijk is. Als de resultaten
positief blijken, moet de patiënt multidisciplinair worden behandeld met
orthopedische chirurgie, radiotherapie en geneesmiddelen: chemothe-
rapie, hormoontherapie en pijnstillers, maar dus ook bisfosfonaten en
denosumab die de incidentie van de complicaties van botuitzaaiingen
aanzienlijk verminderen.
Referentie
1.
BodyJJ,etal.OsteoporosInt2007;18(11):1439-50.
Jean-Jacques Body