background image
8 september 2011
|
Medi-Sfeer 378
| 21
dossIer onco
MS6750N_2011
Wat is de impact van
kankerbehandelingen
op de botten?
En is dit te voorkomen?
tekst samengesteld door dominique-Jean Bouilliez
Het gebruik van aromataseremmers als adjuvante behandeling
voor borstkanker bij gemenopauzeerde vrouwen is enorm
toegenomen. Ze verhinderen dat androgenen worden
omgezet in oestrogenen, maar zijn ook verantwoordelijk voor
botverlies en een verhoogd fractuurrisico. Op basis van die
vaststelling zijn oncologen zich gaan interesseren voor het
botmetabolisme. Hoe is de situatie vandaag?
Prof. Jean-Jacques Body: De screening en behandeling van het osteo-
poroserisico (en het fractuurrisico!) na borstkanker is een reëel probleem.
Niet alleen omdat patiëntes langer leven dankzij betere kankerbehande-
lingen, maar ook omdat adjuvante behandelingen van borstkanker, die
er vooral op gericht zijn om het oestrogeengehalte drastisch te verlagen,
bij deze patiëntes een groter botverlies teweegbrengen dan bij gemeno-
pauzeerde vrouwen die nooit borstkanker hebben gehad. Daarbij komt
dat de oorsprong van een `osteoporosefractuur' bij borstkankerpatiëntes
niet altijd makkelijk te achterhalen is. Sommige fracturen zijn immers
het gevolg van het feit dat deze kanker zich massaal uitzaait naar de
botten. Hoe dan ook zijn het niet alleen hormoonbehandelingen die scha-
delijke gevolgen hebben voor de botten. Ongeveer 25% van de borst-
kankers doet zich namelijk voor bij niet-gemenopauzeerde vrouwen. Ze
worden vaak behandeld met een adjuvante chemotherapie, en een van
de belangrijkste bijwerkingen daarvan is ovariële insufficiëntie waarvan
de ernst varieert naargelang de leeftijd, de producten en de dosissen.
De leeftijd van de patiëntes is de belangrijkste prognosefactor van deze
iatrogene menopauze die verantwoordelijk is voor een zeer snel botverlies.
Wat de behandelingen betreft, stelden we vast dat bisfosofonaten, en
dan vooral zoledronzuur, niet alleen botverlies kunnen voorkomen, maar
ook de kans op recidief van borstkanker verminderen. Dat de incidentie
van botuitzaaiingen afnam, heeft ons niet echt verrast. Er bestaat immers
een interactie tussen de botcellen, de botmatrix en de primitieve tumor:
de uitgezaaide cellen `voeden' zich als het ware met de groeifactoren die
aanwezig zijn in de botmatrix. Onze grootste verrassing was dat er zich
minder uitzaaiingen voordoen in andere organen (lever, longen, enz.) en
dat er minder locoregionale recidieven waren.
Hoe verklaart u dat?
Vandaag denken we dat zoledronzuur inwerkt op de metastatische ni-
ches. Deze intramedullaire niches, die zich zeer dicht bij het botweefsel
bevinden, zijn plaatsen waar de tumorcellen een gunstig milieu vinden
om zich te ontwikkelen. Daarvoor zorgen de medullaire macrofagen: ze
infiltreren in de primitieve tumoren door een `heruitzaaiingseffect' en
scheiden cytokinen af die de osteoclasten kunnen activeren en zo een
heuse vicieuze cirkel in stand houden die schadelijk is voor het botweef-
sel. Vandaag beschikken we gelukkig over niet-toxische producten die
deze vicieuze cirkel doorbreken. Ze werken in op de osteoclasten en wij-
zigen het gedrag van de botcellen en de interacties tussen deze macro-
fagen en de tumorcellen.
Even terug naar het osteoporoserisico. Loont het om van meet
af aan een preventieve behandeling voor te schrijven voor alle
vrouwen die worden behandeld voor borstkanker?
Botverlies ontstaat als het aantal circulerende en lokale oestroge-
nen afneemt. Als we deze productie tot quasi nul herleiden, bedraagt
het gemiddelde botverlies ongeveer 2,5% per jaar ter hoogte van de
Heel wat kankers zaaien zich uit naar de botten, met alle gevolgen van dien: hevige pijnen voor de patiënt en ernstige
complicaties die zijn levenskwaliteit aantasten. Toch zijn oncologen zich pas recent bewust van het belang van het botmetabolisme
in hun domein. Ze stelden vast dat de incidentie van fracturen in sommige omstandigheden hoger is, vooral als de patiënt
aromataseremmers krijgt toegediend. Het risico van osteoporosebreuken bij deze patiënten zette enkele groepen van experts
ertoe aan om specifieke aanbevelingen op te stellen. Stand van zaken met prof. Jean-Jacques Body (CHU Brugmann).
© Musée de la photog
ra
phie Charleroi