![]() gerelateerde trombose in stijgende lijn gaat (1). Deze evolutie kan waar- schijnlijk door verschillende factoren worden verklaard: de veroudering van de bevolking, het feit dat steeds meer kankerpatiënten overleven, het gebruik van antikankermiddelen met een trombogeen effect en de verbeterde diagnosetechnieken. Trombo-embolie gaat ook gepaard met een verhoogde mortaliteit. Het optreden van een trombose bij een kankerpatiënt die in het ziekenhuis verblijft, verdubbelt het risico op overlijden (2). met de activering van de coagulatie. Uit observaties blijkt dat deze ac- tivering een doorslaggevende rol speelt in de progressie van bepaalde soorten tumoren. Een trombo-embolisch event kan bijvoorbeeld het eer- ste symptoom van kanker zijn: 10% van de patiënten met een trombose van onbekende oorsprong ontwikkelt kanker tijdens de follow-up van hun vasculaire episode op lange termijn (3). is aangetoond dat ze nuttig zijn bij de diagnose van diepe veneuze trom- bose (DVT). Hun plaats in de diagnostische strategie is in gevalideerde algoritmen gegoten (4). Deze hulpmiddelen en algoritmen zijn echter niet bare studies leverden overigens contradictorische resultaten op; boven- dien was de informatie uit deze studies onvoldoende gedetailleerd op het vlak van kankergerelateerde risicofactoren (type kanker, stadium, tijd die verstreken is tussen de kankerdiagnose en het optreden van de trom- bo-embolische event...). Deze factoren kunnen nochtans een invloed hebben op de interpretatie van de tests. nen de algemene bevolking heeft een normale D-dimeerwaarde een hoge negatieve predictieve waarde; in combinatie met een geringe kli- nische probabiliteit of een normale echografie kan zo een diepe veneuze trombose grotendeels worden uitgesloten (4). Bij kankerpatiënten zijn de D-dimeren vaak verhoogd in afwezigheid van trombose. Die test kan dus moeilijk te interpreteren zijn (5) en in veruit de meeste gevallen moeten beeldvormingstechnieken worden gebruikt, zoals een angioscan of een spiraalscan (6). diepe veneuze trombose of longembolieën toevallig ontdekt bij een staging van de kanker of de evaluatie van de respons op een antikanker- behandeling. In een retrospectieve studie werd een prevalentie van toevallig ontdekte DVT of LE gerapporteerd van 6,3% (7). ling moet worden toegediend. De meeste in de studies gerapporteerde gevallen werden behandeld maar niemand weet hoe deze patiënten spontaan zouden zijn geëvolueerd als ze niet waren behandeld. In de weinige gegevens waarover we beschikken, wordt melding gemaakt van een spontaan gunstige evolutie. Het risico op bloedingen als gevolg van de antistollingsbehandeling is niet te verwaarlozen maar ook een trombo- embolisch event kan een grote invloed hebben op de vitale prognose, vooral bij deze hypercoaguleerbare patiënten. Een grootschalige gecon- troleerde studie zou dus wenselijk zijn om toch iets te kunnen doen aan deze zorgwekkende klinische situatie. nut bevestigd van heparines met laag moleculair gewicht in de initiële hen moeilijker en we beschikken ook over minder gedetailleerde gegevens omtrent het therapeutische beleid. |