![]() de aandoening, ligt kanker aan de basis van heel wat angstgevoelens bij patiënten, maar ook bij naaste verwanten. Angst kan wor- den teruggevonden bij zowat alle klinische populaties. Meestal is deze angst aangepast aan de situatie, maar in bepaalde omstan- digheden wordt ze onaangepast of patholo- gisch met symptomatologie die zonder in- terventie persisteert of verergert en niet in verhouding staat met de ernst van de bedreiging (recidiverende paniekaanvallen, ernstige psy - chische klachten of depressie), waardoor het onmogelijk wordt om normaal te functio- neren. In geval van kanker is het moeilijk om te beoordelen of de angst in verhouding staat met de bedreiging aangezien de ziekte steeds gepaard gaat met een zekere dreiging. kan worden veroorzaakt door uiteenlopende factoren. De belangrijkste vorm van angst is uiteraard deze die onmiddellijk verband houdt met de diagnose en prognose, maar daarnaast kunnen opstoten van angst optreden telkens wanneer een nieuwe behandeling wordt voorgesteld, wanneer de doeltreffendheid van een lopende behandeling wordt geëva- lueerd of wanneer zich een nieuw element in het ziekteproces voordoet (metastasen, pijn, cachexie...). De angst bij kankerpatiënten verschilt niet zozeer kwalitatief van andere soorten van angst, maar het blijkt wel dat on- cologische patiënten vaak meer angst hebben door het feit dat kanker nog altijd een zeer negatief beeld (aftakeling, pijn...) op roept. Een kankerpatiënt met dezelfde prognose op het gebied van levensverwachting dan bij- voorbeeld een patiënt met hartdecompensatie alle kankerpatiënten lijdt tevens aan een ma- jeure depressie die het voorkomen van angst zal verhogen, terwijl ook andersom angst het risico op ontwikkelen van een depressie kan vergroten. neeslijke kankers vrezen patiënten naast de diagnose, voornamelijk het verlies van de zelfredzaamheid en het optreden van pijn. 70% van de pijn bij kankerpatiënten wordt veroorzaakt door de kanker zelf. De overige 30% is het gevolg van intercurrente ziekten zoals artrose, maar ook van chemothera- pie en radiotherapie. Patiënten vrezen niet zozeer het sterven op zich, maar eerder de manier waarop ze zullen sterven. Zullen ze erg afzien? Om de onzekerheid hieromtrent te verminderen is het geven van correcte het incasseringsvermogen van de patiënt. De waarheidsmededeling moet gedoseerd, niet te vroeg en niet te laat, gebeuren en aangepast zijn aan de draagkracht van de patiënt. om de angst niet té snel medicamenteus te onderdrukken. Benzodiazepines bijvoorbeeld zijn zeer doeltreffende producten, maar kun- nen de patiënt mogelijk ook voor een deel verdoven, waardoor hij of zij controle verliest over zijn functioneren. We moeten het gebruik ervan best zolang mogelijk trachten uitstel- len, aangezien een ernstig angstprobleem in veel gevallen juist nog zal worden versterkt door het verlies van controle. Of ze nu nog po- tentieel curatief behandeld kunnen worden of reeds in een palliatieve fase van de ziekte zijn, kankerpatiënten bevinden zich over het alge- meen in een zeer afhankelijke situatie en wil- len daarom zoveel mogelijk nog controle be- bij deze patiënten. Screeningsinstrumenten laten toe psychosociale problemen, waaronder stress en angst, tijdig te herkennen en op gepaste manier aan te pakken door onder andere het verstrekken van voldoende informatie en het instellen van een psychologische of farmacologische behandeling. Medi-Sfeer sprak hierover met prof. Wim Distelmans. · selectieveSerotonineRe-uptakeInhibitoren; · benzodiazepines; · neuroleptica:nuttigalsadjuvantbijbenzodiazepines. |