![]() van de Periodieke Pers en gastro-enterologen. eveneens in het Frans. van de artikels, die onder de verantwoordelijkheid van de auteurs vallen. Omwille van de snelle evolutie van de medische wetenschap, is het aan te bevelen de diagnostische richtlijnen en therapeutische aanbevelingen extern te verifiëren. De inhoud van de snelle lezing valt niet onder de verantwoordelijkheid van de auteur. 1950 Kraainem 02/785.07.20 www.rmnet.be Orodispersible 30 x 2,5 mg Orodispersible 12 x 5 mg Orodispersible 30 x 5 mg 0,46 0,73 0,66 5 mg desloratadine. Hulpstoffen: microkristallijne cellulose, gepregelatineerd zetmeel, natriumzetmeelglycolaat, magnesium stearaat, copolymeer van gebutyleerd methacrylaat, crospovidon, natriumhydrogeencarbonaat, citroen zuur, colloïdaal silicium dioxide, ijzero xide, mannitol, aspartaam (E951), tuttifruttismaak. FARMACEUTISCHE VORM: Orodispergeer bare tablet. Lichtrode, vlakke, ronde, gespikkelde tabletten, met aan één zijde de inscriptie "A". KLINISCHE GEGEVENS: Therapeutische indicaties: Aerius is geïndiceerd voor de verlicht ing van symptomen geassocieerd met: allergische rhinitis, urticaria. Dosering en wijze van toediening: Volwassenen en adolescenten (12 jaar en ouder): eenmaal per dag één 5 mg Aerius orodispergeerbare tablet in de mond nemen voor de verlichting van symp tomen geassocieerd met allergische rhinitis (waaronder intermitterende en persistente aller gische rhinitis) en urticaria. De dosis kan onafhankelijk van de maaltijd ingenomen worden. Er is beperkte ervaring, wat betreft de werkzaamheid in klinische studies, met het gebruik van desloratadine bij adolescenten van 12 tot 17 jaar (zie rubriek bijwerkingen). Intermit terende allergische rhinitis (symptomen zijn aanwezig gedurende minder dan 4 dagen per week of gedurende minder dan 4 weken) moet worden behandeld naargelang van de ziek tegeschiedenis van de patiënt, en de behandeling kan worden stopgezet na het verdwijnen van de symptomen en opnieuw worden opgestart wanneer de symptomen terugkeren. Bij persistente allergische rhinitis (symptomen zijn aanwezig gedurende 4 dagen of meer per week en gedurende meer dan 4 weken) kan voortgezette behandeling worden voorgesteld aan de patiënt tijdens de perioden van blootstelling aan allergenen. De blisterverpakking dient vlak voor gebruik voorzichtig te worden opengetrokken en de orodispergeerbare tablet moet eruit worden gehaald zonder deze te beschadigen. De orodispergeerbare tablet wordt op de tong gelegd, waar deze direct uiteen zal vallen. Water of een andere vloeistof is niet nodig om de dosis door te slikken. De dosis dient onmiddelijk na opening van de blisterverpakking te worden ingenomen. Contraindicaties: Overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel, voor één van de hulpstoffen of voor loratadine. Bijwerkingen: In klinische onderzoeken met een reeks indicaties waaronder allergi sche rhinitis en chronische idiopathische urticaria werden er bij de aanbevolen dosis van 5 mg per dag bijwerkingen waargenomen bij 3% meer patiënten die behandeld werden met Aerius tabletten dan bij de genen behandeld met placebo. De meest frequente bijwerkingen die vaker gemeld werden dan met placebo waren vermoeidheid (1,2%), droge mond (0,8%) en hoofdpijn (0,6%). In een klinisch onderzoek met 578 adolescente patiënten van 12 tot 17 jaar was hoofdpijn de meest voorkomende bijwerking; dit kwam voor bij 5,9 % van de patiënten die met desloratadine behandeld werden en bij 6,9 % van de patiënten die placebo kregen. Andere bijwerkingen die zeer zelden gemeld werden na het in de handel brengen, zijn weergegeven in onderstaande tabel. Psychische stoornissen: Hallucinaties. Zenuwstelselaandoeningen: Duizeligheid, slaperigheid, slapeloosheid, psychomotorische hyperactiviteit, aanvallen. Har taandoeningen: Tachycardie, palpitaties. Maagdarmstelselaandoeningen: Abdominale pijn, nausea, braken, dyspepsie, diarree. Lever en galaandoeningen: Verhoging van de lever enzymen, verhoogde bilirubine, hepatitis. Skeletspierstelsel en bindweefselaandoeningen: Myalgie. Algemene aandoeningen: Zeer zelden: Overgevoeligheidsreacties (zoals anafylaxie, angiooedeem, dyspnoe, pruritus, rash en urticaria). HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: SP Europe Stallestraat 73 B1180 Bruxelles België. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: EU/1/00/160/052 EU/1/00/160/056. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST: 10/2010. AFLEVERINGSWIJZE: Geneesmiddel op medisch voorschrift. Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europese Geneesmiddelen Bureau (EMEA) http:// www.emea.europa.eu/. * Voor volledige productinformatie verwijzen wij naar de SPC van 24/03/2010. Aflevering: op medisch voorschrijft NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: 2,5 mg desloratadine. Hulp stoffen: microkristallijne cellulose, gepregelatineerd zetmeel, natriumzetmeelglycolaat, magnesium stearaat, copolymeer van gebutyleerd methacrylaat, crospovidon, natriumhydrogeencarbonaat, citroen zuur, colloïdaal silicium dioxide, ijze roxide, mannitol, , spartaam (E951), tuttifruttismaak. FARMACEUTISCHE VORM: Orodisper inscriptie "K". KLINISCHE GEGEVENS: Therapeutische indicaties: Aerius is geïndiceerd voor de verlichting van symptomen geassocieerd met: allergische rhinitis, urticaria. Dosering en wijze van toediening: Kinderen van 6 tot 11 jaar: eenmaal per dag één 2,5 mg Aerius oro dispergeerbare tablet in de mond nemen voor de verlichting van symptomen geas socieerd met allergische rhinitis (waaronder intermitterende en persistente allergische rhinitis) en urticaria. Volwassenen en adolescenten (12 jaar en ouder): eenmaal per dag twee 2,5 mg Aerius orodispergeerbare tabletten in de mond nemen voor de verlichting van symptomen geassocieerd met allergische rhinitis (waaronder intermitterende en persistente allergische rhinitis) en urticaria. De dosis kan onafhankelijk van de maaltijd ingenomen worden. Er is beperkte ervaring, wat betreft de werkzaamheid in klinische studies, met het gebruik van desloratadine bij adolescenten van 12 tot 17 jaar (zie rubriek bijwerkingen). Intermitterende allergische rhinitis (symptomen zijn aanwezig gedurende minder dan 4 dagen per week of gedurende minder dan 4 weken) moet worden behandeld naargelang van de ziektege schiedenis van de patiënt, en de behandeling kan worden stopgezet na het verdwijnen van de symptomen en opnieuw worden opgestart wanneer de symptomen terugkeren. Bij persistente allergische rhinitis (symptomen zijn aanwezig gedurende 4 dagen of meer per week en gedurende meer dan 4 weken) kan voortgezette behandeling worden voorgesteld aan de patiënt tijdens de perioden van blootstelling aan allergenen. De blisterverpakking dient vlak voor gebruik voorzichtig te worden opengetrokken en de orodispergeerbare tablet moet eruit worden gehaald zonder deze te beschadigen. De orodispergeerbare tablet wordt op de tong gelegd, waar deze direct uiteen zal vallen. Water of een andere vloeistof is niet nodig om de dosis door te slikken. De dosis dient onmiddelijk na opening van de blisterverpakking te worden ingenomen. Contraindicaties: Overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel, voor één van de hulpstoffen of voor loratadine. Bijwerkingen: In klini sche onderzoeken werd desloratadine in de stroopformulering toegediend aan een pediatrische populatie.De totale incidentie van bijwerkingen was gelijk bij de desloratadine stroopgroep en de placebogroep en verschilde niet significant van het veiligheidspro fiel dat bij volwassen patiënten werd waargenomen. In klinische onderzoeken met een reeks indicaties waaronder allergische rhinitis en chronische idiopathi sche urticaria werden er bij de aanbevolen dosis van 5 mg per dag bijwerkingen waargenomen bij 3% meer patiënten die behandeld werden met Aerius tabletten dan bij degenen behandeld met pla cebo. De meest frequente bijwerkingen die vaker gemeld werden dan met placebo waren vermoeidheid (1,2%), droge mond (0,8%) en hoofdpijn (0,6%). In een klinisch onderzoek met 578 adolescente patiënten van 12 tot 17 jaar was hoofdpijn de meest voorkomende bijwerking; dit kwam voor bij 5,9 % van de patiënten die met desloratadine behandeld werden en bij 6,9 % van de patiënten die placebo kregen. Andere bijwerkingen die zeer zelden gemeld werden na het in de handel brengen, zijn weergegeven in onderstaande tabel. Psychische stoornissen: Hallucinaties. Zenuwstelselaandoeningen: Duizeligheid, sla perigheid, slapeloosheid, psychomotorische hyperactiviteit, aanvallen. Hartaandoeningen: Tachycardie, palpitaties. Maagdarmstelselaandoeningen: Abdominale pijn, nausea, braken, dyspepsie, diarree. Leve ren galaandoeningen: Verhoging van de leverenzymen, verhoogde bilirubine, hepatitis. Skeletspierstelse len bindweefselaandoeningen: Myalgie. Algemene aandoeningen: Zeer zelden: Overgevoeligheidsreacties (zoals anafylaxie, angiooedeem, dyspnoe, pruritus, rash en urticaria). HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HAN DEL BRENGEN: SP Europe Stallestraat 73 B1180 Bruxelles België. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: EU/1/00/160/040 EU/1/00/160/044. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST: 10/2010. AFLEVERINGSWIJZE: Geneesmiddel op medisch voorschrift. Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europese Geneesmiddelen Bureau (EMEA) http://www.emea.europa.eu/. * Voor volledige productinformatie verwijzen wij naar de SPC van 24/03/2010. Aflevering: op medisch voorschrijft. 30June2012 AER2011BE3440J. betekent dat voor heel België voor het eerst statistieken van nieuwe kankergevallen voor 3 opeenvolgende jaren (2004-2006) ter beschikking zijn. In het jaar 2006 werden in België 57.702 nieuwe diagnoses van kanker gesteld (exclusief non-melanoma huidkanker), waarvan 31.640 bij mannen en 26.062 bij vrouwen. Eén man op drie en één vrouw op vier krijgt met de ziekte te maken voor de 75ste verjaardag. De voor leef- tijd gestandaardiseerde incidentie berekend aan de hand van de Europese standaardpopulatie (ESR) bedraagt 508 per 100.000 persoonsjaren bij de mannen en 371 bij de vrouwen. Kanker treft voornamelijk oudere personen. Respectievelijk 62% van de vrouwen en 75% van de mannen is 60 jaar of ouder op het ogenblik van diagnose. In 2006 werden 324 kinderen in België met een nieuwe diagnose van kanker Prostaatkanker is de meest frequent voorkomende tumor bij mannen, onmiddellijk gevolgd door longkanker en colorectale kanker. Bij vrouwen is borstkanker de meest voorkomende kanker. Meer dan één derde van alle invasieve tumoren bij vrouwen is borstkanker. Colorectale kanker en longkanker komen bij vrouwen respectievelijk op de tweede en derde plaats. In 2004 stierven in België 25.693 patienten aan kanker, 14.659 mannen en 11.034 vrouwen. Longkanker is de belangrijkste doodsoorzaak door kanker bij mannen. Ongeveer één op drie sterftes door kanker bij mannen was in datzelfde jaar te wijten aan longkanker. Bij vrouwen is borstkanker de meest frequente doodsoorzaak door kanker. De vergelijking met registratiecijfers van enkele andere Europese landen suggereert dat België één van de hoogste incidentiecijfers heeft voor prostaatkanker bij mannen, borstkanker en hoofd- en halskanker bij vrouwen. Door een verbeterde kankerregistratie in België, is het mogelijk om analyses per regio (gewest) uit te voeren. De algemene resultaten zijn vergelijkbaar in de drie gewesten. Voor enkele tumortypes zijn er wel verschillen opgemerkt. Hoofd- en halskanker komt meer voor in het zuidwesten van België. In Wallonië en in Brussel is de incidentie van longkanker bij vrouwen hoger dan in Vlaanderen. Voor het Vlaamse Gewest zijn de gegevens over de evolutie in incidentie tussen 1999 en 2006 beschikbaar. In Vlaanderen is een stijgende incidentie waargenomen voor borstkanker en prostaatkanker, voornamelijk ten gevolge van screeningsactiviteiten. Voor heel België kunnen we de laatste jaren wel een belangrijke verschuiving waarnemen in de sexratio (M/V) voor longkanker en bepaalde subtypes van hoofd- en halskanker. Vrouwen evolueren naar eenzelfde risico voor het ontwikkelen van tumoren die verband houden met het rookgedrag. Bijkomende gegevensverzameling werden uitgevoerd in de centra voor hematologie in Wallonië die beenmergtransplantaties uitvoeren, alsook bij bepaalde laboratoria anato- mo-pathologie. Dit heeft geleid voor Wallonië tot een update van de statistieken voor de incidentiejaren 2004 en 2005. Er werden voor Wallonië voor de incidentiejaren 2004 en 2005 in totaal respectievelijk 817 en 1140 bijkomende kankergevallen geregistreerd. Dit betekent een verhoging van 5,4% van het aantal kankergevallen in Wallonië in 2004 en 2005 in vergelijking met de eerder gepubliceerde tabellen. Bij de hematologische kankers gaat het om een correctie van 205 gevallen in 2004 en 244 gevallen in 2005. Hierdoor stijgt het aantal met 17.3%. Andere verbeteringen betreffen prostaatkanker (+5,5%), longkanker (+5,1%), dikkedarm- kankers (+3,9%), borstkanker (+2,4%). De tabellen werden aangepast op de website. (Statistieken/jaarlijkse statistieken. Kies het jaar 2004 of 2005, het geslacht en de regio) De gedetailleerde tabellen geven het aantal diagnoses van kanker weer per orgaan, geslacht, leeftijdsgroep en voor de verschillende regio's van het land. U vindt er ook de bruto en gestandaardiseerde incidenties*. incidentiesimuleertdeincidentiegraaddiemenverkrijgtmeteengegevenleeftijdspyramide(voorbeeld:opEu- ropees-,wereldvlak);degestandaardiseerdeaantallenstaanvergelijkingentussenlandentoedienietdezelfde leeftijdsstructuurhebben. |