background image
8 september 2011
|
Medi-Sfeer 378
| 13
dossIer onco
1,27-3,5). Uit dezelfde studie blijkt dat monotherapie met niet-steroïdale
antiandrogenen niet wordt geassocieerd met een verhoging van het car-
diovasculaire risico. Volgens de auteurs is deze therapie dus aanbevolen
bij de behandeling van patiënten met een cardiovasculair risico.
Aan de hand van de databank van SEER-Medicare (SEER = Surveillance,
Epidemiology, End Results) en door enkel mannen ouder dan 65 met een
nieuw gediagnosticeerde prostaatkanker te selecteren (n = 22.816),
stelden Saigal en zijn collega's vast dat het cardiovasculaire risico bij
patiënten onder ADT 20% hoger was dan bij mannen die deze behandeling
niet kregen. Deze verhoging werd waargenomen binnen de 12 maanden
na de start van de behandeling. Volgens een preliminair rapport is de
impact op diabetes eerder merkbaar dan de impact op cardiovasculaire
ziekten. Het diabetesrisico (16%) kan bij mannen van 66 jaar en ouder
immers uitblijven tot 6 maanden na een ADT.
De studie van Tsai et al. (4) suggereert, op basis van een analyse van
4.892 mannen uit de CAPSURE-databank (Cancer of the Prostatic Urologic
Research Endeavor), dat ADT het risico van cardiovasculaire mortaliteit
daadwerkelijk verhoogt bij patiënten die een radicale prostatectomie
hebben ondergaan voor een gelokaliseerde kanker, maar niet bij mannen
die werden behandeld met radiotherapie (HR = 2,6, 95%CI: 1,4-4,7,
p = 0,002).
Andere auteurs bevestigen deze resultaten. De retrospectieve studie
van Nanda en zijn collega's werd uitgevoerd bij 5.077 patiënten met een
gelokaliseerde of lokaal gevorderde kanker die al dan niet werden be-
handeld met een neoadjuvante hormoontherapie (een GnRH-agonist en
een zuiver antiandrogeen), gevolgd door radiotherapie. De neoadjuvante
therapie werd duidelijk geassocieerd met een toename van de mortaliteit
voor alle oorzaken samen bij mannen met een coronair antecedent (hart-
falen of hartinfarct), maar niet bij mannen met slechts één risicofactor.
Bij patiënten met een coronair antecedent bedroeg de mortaliteit onder
ADT 26,3%, tegenover 11,2% bij patiënten die niet werden behandeld
met een neoadjuvante hormoontherapie: de overlijdenskans is dus bijna
tweemaal groter.
Het risico is echter niet in de hele populatie gelijk. Bij patiënten boven de
65 is het cumulatieve risico van cardiovasculaire mortaliteit 5,5% onder
ADT en 2% zonder ADT. Onder de 65 is het risico 3,6% onder ADT en 2%
in de andere gevallen.
Expertgroepen onderwierpen een aantal grote klinische studies van de
Radiation Therapy Oncology Group of de EORTC aan een tweede analyse.
Zij stelden geen enkel verband vast tussen de voorgeschreven ADT en
een verhoging van de overlijdenskans, zelfs na vijf jaar follow-up...
Voor de clinicus is er een gordiaanse knoop tussen de epidemiologische
resultaten en de resultaten van de gerandomiseerde gecontroleerde
studies. Wat moeten we daarvan denken? Bij alle patiënten onder ADT
moeten de metabolische stoornissen worden aangepakt. De behande-
ling houdt immers een aantal risico's in en moet worden voorbehouden
voor patiënten die beantwoorden aan de selectiecriteria. Volgens de
wetenschappelijke comités van enkele verenigingen zoals de American
Heart Association, de American Cancer Society en de American Urological
Association moet met het risico rekening worden gehouden, maar mag
het geen formele contra-indicatie van de behandeling zijn.
>
>
Informatie voor de patiënt
Patiënten moeten goed worden geïnformeerd over de bijwerkingen van
ADT. Ook de andere zorgverstrekkers moeten op de hoogte worden ge-
bracht, vooral als de patiënt onder ADT ouder is dan 65 en cardiovascu-
laire antecedenten en/of metabool syndroom heeft. Het zou daarom inte-
ressant zijn om vóór de start van de ADT de taille-omtrek, de bloeddruk,
de nuchtere glykemie, HDL- en LDL-cholesterol, het triglyceridegehalte
en het C-reactief proteïnegehalte te meten. Omdat ADT al vroeg verande-
ringen kan teweegbrengen, worden deze tests in het eerste jaar van de
behandeling bij voorkeur om de drie maanden herhaald.
Er bestaat immers geen optimale strategie om deze bijwerkingen tegen
te gaan, behalve dan de klassieke aanbevelingen om de kans op diabe-
tes of cardiovasculaire aandoeningen te verminderen. Patiënten moeten
worden aangemoedigd om een gezonde levensstijl aan te nemen: weinig
vet, stoppen met roken, matig alcoholverbruik en regelmatige lichaams-
beweging.
Verschillende studies wezen op het belang van begeleide oefeningen om
de metabolische impact van sarcopene obesitas en perifere insuline-
resistentie te verminderen. Volgens Segal (5) en zijn medewerkers kan een
behandeling van 12 weken met 3 keer per week resistentieoefeningen
(n = 82), in het geval van prostaatkanker behandeld met ADT, de vermoeid-
heid verlichten (p = 0,002), de levenskwaliteit verbeteren (p = 0,001) en
de spieren versterken in zowel de bovenste ledematen (p = 0,009) als
de onderste (p < 0,001), in vergelijking met de controlegroep (n = 73)
op de wachtlijst voor zo'n therapie. Deze resultaten werden bevestigd in
nog andere studies. Interessant is dat het PSA- en het testosterongehalte
niet was gewijzigd bij patiënten die deze oefeningen hadden uitgevoerd.
Ze worden dus goed verdragen door patiënten onder ADT. Segal (6) toon-
de in een gerandomiseerde studie ook aan dat deze oefeningen voorde-
len opleveren voor mannen die werden bestraald, ongeacht of ze eerder
werden behandeld met neoadjuvante chemotherapie.
Helaas slaan heel wat patiënten de raad om oefeningen te doen in de
wind. In dat geval moeten er geneesmiddelen worden voorgeschreven.
Hypolipidemiërende en hypoglykemiërende middelen, antihypertensiva
en antiaggregantia kunnen worden gebruikt, maar het ontbreekt nog aan
voldoende studies voor deze patiënten.
>
>
Continu of niet?
We zouden kunnen denken dat een intermitterende behandeling met
ADT minder cardiovasculaire bijwerkingen heeft dan een continue be-
handeling. Verschillende studies tonen aan dat de bijwerkingen op korte
termijn, bijvoorbeeld op de seksuele functie of de levenskwaliteit, verbe-
teren tijdens de periodes zonder behandeling. Over het belang van een
dergelijk behandelingsschema bestaat echter nog geen consensus. Geen
enkele klinische studie die met dit behandelingsschema werd uitgevoerd,
evalueerde immers de impact van de bijwerkingen. Bovendien blijkt uit
de studie van D'Amico et al. (7) dat de cardiovasculaire toxiciteit al toe-
neemt na 6 maanden behandeling en dat het testosterongehalte bij alle
Bij niet-uitgezaaide prostaatkanker bieden
niet-steroïdale antiandrogenen in
monotherapie aanzienlijke voordelen
vergeleken met GnRH-agonisten.