background image
8 september 2011
|
Medi-Sfeer 378
| 33
dossIer onco
secundair onderwijs beginnen. Het recente dekkingsgraadcijfer van 80%
in Vlaanderen toont aan dat dit een zeer succesvolle weg is.
Sommige stellen zich de vraag of antilichamen verkregen via een
natuurlijke weg niet even effectief zijn als antilichamen bekomen door
vaccinatie. Het merendeel van ons, 80 a 90%, zal immers in aanraking
komen met HPV. Een recente Europese studie uit 2010 leert ons echter
dat slechts 45% van de mensen antilichamen heeft tegen HPV. Wanneer
je naar de effectiviteit van antilichamen gaat kijken die je op natuurlijke
manier hebt gekregen blijkt dat er enkel bescherming optreedt bij HPV
16 en soms HPV 18 op voorwaarde dat er erg hoge titers zijn. Het gevolg
hiervan is dat minder dan 10% van de mensen die antilichamen hebben
gekregen via natuurlijke weg enige bescherming hebben.
Een publicatie in 2011 toont aan dat vaccinatie van patiënten die een
conisatie hebben ondergaan het risico op herval vermindert met 40%.
Praktisch betekent dit dat als 100 mensen een conisatie ondergaan, er
ongeveer 10% een recidief zullen doen. Door te vaccineren kan je er
4 voorkomen. Dergelijke vaccinaties zijn te beschouwen als een per-
soonlijke investering in jezelf, maar ze zijn niet kosteneffectief voor de
overheid.
De ontdekking van HPV als oorzakelijke factor voor het ontwikkelen van
baarmoederhalskanker heeft niet alleen geleid tot de primaire preventie,
maar heeft ook een impact op de secundaire preventie.
De huidige secundaire preventierichtlijn is om alle 3 jaar een uitstrijkje
af te nemen en hier cytologisch onderzoek op te doen. Grote studies
uit 2010 en 2011 leren dat we i.p.v. een cytologisch onderzoek op het
uitstrijkje een HPV-test moeten doen. Alleen als er sprake is van een HPV-
infectie zou je een cytologisch onderzoek moeten doen. Dit onderzoek
kan je dan best een diagnostisch cytologisch onderzoek noemen. De re-
den voor deze verandering ligt in de gevoeligheid van deze testen. De
kans om een CIN 3-letsel of een kanker te ontwikkelen drie jaar na een
normaal cytologisch onderzoek is 0,5% en na een negatieve HPV-test
slechts 0,1%. De kans om na 6 jaar een CIN 3-letsel of kanker te ontwik-
kelen bij een negatieve HPV-test is 0,3%. HPV-testing geeft een hogere
kwaliteit en betrouwbaarheid. Een HPV-test om de 5 jaar is bijna 2x zo
betrouwbaar als een cytologische test om de 3 jaar. Praktisch betekent
dit dat je slechts om de 5 jaar aan baarmoederhalsscreening moet doen
als er in het uitstrijkje geen HPV wordt gevonden. Belangrijk hierbij is dat
er een kwalitatief goede HPV-test wordt gebruikt. Spijtig genoeg zijn niet
alle HPV-tests van even goede kwaliteit in ons land.
Ook na een conisatie heeft een HPV-test zijn waarde. Klassiek wordt een
cytologische controle de eerste 2 jaren om de 6 maanden gedaan en
vervolgens jaarlijks gedurende 10 jaar. Hierna keert men terug naar de
screening met het uitstrijkje om de drie jaar. Wanneer je nu een uitstrijkje
neemt 6 en 24 maanden na de conisatie en je hier op HPV-testing en
cytologie doet, kun je wanneer ze beide normaal zijn, overgaan tot een
controle om de 5 jaar.
De vaccinatie en de gewijzigde screeningsmethoden zullen ervoor zorgen
dat baarmoederhalskanker en zijn voorloperletsels een minimale impact
zullen hebben op de samenleving daar waar vandaag deze HPV-gerela-
teerde letsels in België nog voor 1 overlijden en 20 conisaties per dag
zorgen.