![]() tiënten die worden behandeld met chemotherapie kan de incidentie van anemie oplopen tot 90% (2). Anemie oefent een negatieve invloed uit op de levenskwaliteit van kankerpatiënten en kan bijdragen tot de vermoeid- heid bij kanker (3). Anemie is ook prognostisch ongunstig (4). Anemie wordt gedefinieerd als een hemoglobinegehalte < 14g/dl bij mannen en < 12g/dl bij vrouwen. Anemie wordt ingedeeld in lichte (10g/dl-normaal), matige (8-10g/dl), ernstige (6,5-8g/dl) en levens- bedreigende (< 6,5g/dl of instabiele patiënt) anemie (5). groepen worden ingedeeld: bij kankerpatiënten is dan ook vaak multifactorieel. Anemie kan ook het gevolg zijn van onderliggende comorbiditeit, zoals stollingsstoornissen, onderliggende inflammatoire aandoening (7). Kanker zelf kan recht- streeks anemie veroorzaken of verergeren door de hematopoëse te on- derdrukken, als gevolg van beenmerginfiltratie of productie van cytokines die leiden tot sekwestratie van ijzer, of door een verminderde productie van rode bloedcellen. Bovendien kan de behandeling zelf een belangrijke oorzaak van anemie zijn (6, 7). meerdere oorzaken. De interactie tussen pro- en antiapoptotische fac- toren verzekert een goed geregelde, selectieve differentiatie van de drie lijnen die de hematopoëtische stamcel kan voortbrengen. Een geringe ontwrichting van dat evenwicht is één van de vele oorzaken van verande- ringen van het aantal bloedcellen (van anemie tot trombocytose), die vaak worden gezien bij kankerpatiënten. GATA-1 en GATA-2, tumor necrosis factor-a (TNF-a) en andere factoren spelen een rol bij dat (on)evenwicht. regulering van GATA-1. Het oefent ook invloed uit op de door erytropoëtine (epo) geïnduceerde erytropoëse. TNF-a verlaagt de expressie van FOG-1, een coactivator van GATA-1, en veroorzaakt een proteasoom-afhankelijke daling van GATA-1. TNF-a onderdrukt voorts de geacetyleerde vorm van GATA-1, de posttranslationele vorm die vereist is voor DNA-binding. In tal van in-vitrostudies is aangetoond dat TNF-a een centrale rol speelt bij de pathogenese van anemie (8). TNF-a zou de proliferatie van de erytroïde progenitorcellen direct kunnen remmen door activering van de wegen van nuclear factor-kB (NF-kB) en GATA-2, met onderdrukking van de productie van erytropoëtine (9). De begeleidende actor GATA-2 maakt deel uit van de elementen die invloed uitoefenen op de controle van de genetische expressie bij de hematopoëse. GATA-eiwitten zijn zinkvinger- transcriptiefactoren die een rol spelen bij de erytropoëse en de mega- karyopoëse (10). Hematopoëtische stamcellen vertonen overexpressie van GATA-2, wat zou zorgen voor behoud en proliferatie, terwijl GATA- 1 een rol speelt bij de overleving van erytroïde progenitorcellen en de differen tiatie van de erytroïde cellen. Overexpressie van GATA-2 bepaalt de differentiatie van de megakaryocyten. Een vermindering van GATA-2 is vereist voor een erytroïde differentiatie. GATA-1 is een essentiële ery- troïde transcriptiefactor. Er schijnt een kruisregulerend mechanisme te pathofysiologie van anemie bij kankerpatiënten, niet alleen via complexe mechanismen van het ontstekingsproces zelf, maar ook via genetische regulerende aspecten van de erytropoëse via GATA-1 en GATA-2 en andere factoren. Bij de behandeling wordt steeds vaker ijzer gebruikt. De late bijwerkingen van transfusies zijn nog niet goed in kaart gebracht en de recente controverse over het gebruik van erytropoëtine heeft ertoe geleid dat de regelgevende overheden en wetenschappelijke verenigingen aanbevelingen en richtlijnen hebben opgesteld. Al deze aspecten worden in dit artikel besproken. |