![]() deling van rhizartrose. Tot spijt van wie het benijdt, is er momenteel geen enkele evidentie dat dit zo is. De complicaties zijn bij een artro- plastie vaak groter dan bij conservatievere chirurgie. Het enige duidelijk aantoonbare verschil in die twee technieken is de kostprijs. De terugbetalingstarieven zijn equivalent, maar de bijdrage van zowel de patiënt als de zieken- fondsen is beduidend hoger bij prothesen dan bij resectie- artroplastie. eerste trapezectomie beschreef, een ingreep die hij boven- dien zelf onderging (3). De outcome-studies zijn zeer positief. De vraag is uiteraard waarom er dan andere pro- cedures werden ontworpen. De vrees (al dan niet terecht) dat de ontstane gap, na resectie van het trapezium en proximale migratie van de eerste metacarpaal, voor pro- blemen zou kunnen zorgen, ligt waarschijnlijk aan de basis hiervan. Interposities allerhande werden beschreven. is een combinatie van trapezectomie, interpositie en liga- mentair herstel zoals voordien door Eaton and Littler werd beschreven. Zij, en ook vele andere auteurs na hen, hebben zeer gunstige resultaten met die ingreep gerapporteerd. zichtsartikels nagekeken. De Nottinghamgroep vergeleek eenvoudige trapezectomie en trapezectomie met ofwel geen enkel significant verschil. De overzichten door Mar- tou et al. (11), Vermeulen et al. (12), Li et al. (13) en de Cochranebibliotheek (14) beamen deze stelling. scheren, ligt het voor de hand dat ook voor dit artrotische gewricht werd uitgekeken naar vervanging door een kunst- gewricht. De anatomische designs werden vroegtijdig afgevoerd en een kogelgewricht werd stilaan de logische keuze. De la Caffinière (5) was waarschijnlijk de eerste die een bruikbare prothese ontwierp en de eerste resultaten ervan beschreef. Andere types werden beschreven en ook hiervan zijn de resultaten zeer gunstig. Ook op lange ter- mijn toonden Johnson et al. (15) aan dat de overleving op 26 jaar 73,9 procent was. Ulrich-Vinther et al. (16) vergeleek de prothese met de LRTI. Zij beschreven een sneller herstel en een beter func- tioneel resultaat zonder toename van complicaties. De Cochranebibliotheek (14) kon dit aan de hand van meta- analyses echter niet beamen. Het overzichtsartikel van Vermeulen et al. (12) suggereert dat zowel de artrodese als de prothese een plaats kunnen hebben in de behandeling van rhizartrose. Zij beklemmen terecht dat in de vorige overzichten de `prothesen' zich beperkten tot studies met de silicone spacer van Swansson en dat nieuwere designs niet werden opgenomen. Onze studies konden echter deze stelling niet onderschrijven. 1. eaton r, littler j. ligament reconstruction for the painful thumb carpometacarpal joint. j 1986;11a:324-32. joint prosthesis. j hand surg eur 2012 dec 6. [epub ahead of print] tendon interposition, ligament reconstruction and tendon interposition. j hand surg 2012;37a:411-7. 2011;36a:157-69. Plast reconstr surg 2011;128:199-207. 2012;37e:621-4. trapeziometacarpal osteoarthritis. j hand surg am 2008;33:1369-77. |