background image
van symptomen sinds drie maanden om de diagnose te bevestigen). Maar
deze behandeling mag niet de enige zijn: er moet ook ten minste kine- of
fysiotherapie worden aangeboden. Stilzitten moet worden vermeden en de
patiënt moet aangepaste bewegingsstrategieën leren. Daarnaast moeten
vroege preventieve maatregelen worden genomen.
Langetermijndenken
De acute behandeling moet zo kort mogelijk zijn omdat de klassieke genees-
middelen (NSAID's, paracetamol) vaak bijwerkingen hebben op korte, mid-
dellange en lange termijn. Er moet dus worden overgeschakeld op producten
die op lange termijn werken. Glucosamine speelt een rol in de integriteit
van het kraakbeen en zou dus één van die producten kunnen zijn. Het is,
in microkristallijne fosfaatvorm, ook het enige product waarvan het effect
is aangetoond in gecontroleerde, gerandomiseerde studies. Voor de andere
producten (zoals chondroïtine, piascledine, curcumine, collageen en in min-
dere mate diacerreïne, waarover er intussen reeds een aantal positieve
Franse studies bestaan) zijn er geen EBM-studies beschikbaar.
GUIDE en andere studies
Op basis van de resultaten van de in Europa uitgevoerde studie GUIDE (5)
konden ondubbelzinnige conclusies worden getrokken: glucosaminesulfaat
van Rotta is doeltreffender dan paracetamol 3g/dag op het vlak van de symp-
tomen en de gewrichtsfunctie en heeft geen klinisch relevante bijwerkingen.
Hoewel er in de therapeutische aanbevelingen van de EULAR het hoogste
bewijsniveau wordt toegekend aan het symptomatische gebruik van gluco-
samine bij knieartrose, stellen bepaalde artsen zich in de dagelijkse praktijk
nog steeds vragen, meer bepaald omdat de studie GAIT (6) (die werd uit-
gevoerd met glucosamine HCl) slechts gedeeltelijk overtuigend was. Volgens
deze Amerikaanse studie is het overigens een illusie om niet-bestaande
symptomen te willen voorkomen en moeten deze geneesmiddelen worden
voorgeschreven met kennis van zaken en in functie van de klinische be-
hoeften van de patiënt. Daarom wordt in de aanbevelingen van de EULAR
benadrukt dat artrose geen eenduidige ziekte is en dat de expressie en de
fysiopathologie ervan ter hoogte van de knie sterk kunnen verschillen van die
ter hoogte van de heup, de wervelkolom of de handen.
Niet alle vormen van knieartrose zijn vergelijkbaar
Gonartrose door overbelasting en posttraumatische gonartrose bij atleten
verschillen sterk op het vlak van de pathogenese, zelfs indien beide vormen
van gonartrose lijken te verbeteren met een glucosaminebehandeling.
In dat kader vermelden we nog dat uiteenlopende recente studies hebben uit-
gewezen dat glucosamine nuttig zou kunnen zijn om de pijn te verminderen,
de mobiliteit te verbeteren van personen met kraakbeenletsels en om de
genezing te versnellen van sporters met knieblessures. Glucosamine zou
daarentegen geen effect hebben bij lumbale artrose.
Tolerantieprofiel gunstig voor langdurig gebruik
Alle meta-analysen liggen in dezelfde lijn: microkristallijn glucosaminesulfaat
veroorzaakt niet meer bijwerkingen dan placebo. Dit aspect is zeer belangrijk
omdat het de therapietrouw ten goede komt. Om überhaupt effect te krijgen,
moet men uiteraard de medicatie nemen... Concreet adviseren specialisten
glucosaminesulfaat van Rottapharm-Madaus voor een periode van minstens
drie maanden, waarna het effect ervan op de evolutie van de pijn moet wor-
den geëvalueerd. Als de pijn gunstig evolueert, wordt het doorgaans voor-
geschreven voor minstens drie jaar, soms zelfs levenslang. We mogen ook
niet uit het oog verliezen dat artrose niet enkel een geneesmiddelenprobleem
is. De behandeling ervan vereist ook het aanpakken van enkele aspecten als
educatie, correcte levenshygiëne (overgewicht aanpakken, regelmatig aange-
paste lichaamsbeweging nemen) en revalidatie met behulp van kinesitherapie.
Een conclusie op basis van consensus
Microkristallijn glucosaminesulfaat is niet langer weg te denken uit ons
therapeutisch arsenaal: het heeft een gunstig effect op de symptomen bij
een aantal patiënten en kan de progressie van knieartrose bij sommigen ver-
tragen. Dat geldt op dit moment vooral voor microkristallijn glucosamine-
sulfaat van Rottapharm-Madaus in een dosis van 1.500mg/dag, inderdaad
het enige product waarvoor overtuigende bewijzen zijn geleverd, die voor-
lopig niet kunnen worden geëxtrapoleerd naar andere vormen van gluco-
samine, noch naar combinaties met andere middelen, waarvan noch dezelfde
farmacokinetiek noch dezelfde farmacodynamiek als die van het geregistreerde
product is gegarandeerd. Enkel de optimale duur van de behandeling moet
nog worden bepaald, of toch de minimale duur, als we ervan uitgaan dat de
behandeling inderdaad onschadelijk is bij zeer langdurig gebruik.
Glucosamine ­ in de sulfaatvorm of in een andere vorm ­ staat
niet gelijk met effect. Er zijn echt EBM-gelabelde studies nodig
die dat aantonen. En dat is het geval voor het microkristallijne
glucosaminesulfaat van Rottapharm-Madaus, zoals de meta-
analyses van de Cochrane Library hebben aangetoond.
Zij zeiden...
Prof. Frank Luyten:
Omdat ondertussen duidelijk is dat
microkristallijn glucosaminesulfaat een plaats verdient in
ons therapeutisch arsenaal, moeten we gebruik maken van
correcte, als geneesmiddel geregistreerde producten.
Prof. Peter Verdonk:
De plaats van geregistreerd microkristallijn
glucosaminesulfaat is duidelijk gedefinieerd voor de langdurige
behandeling van pijn bij knieartrose.
Dr. Dominique Scipioni:
Deze plaats blijkt juist te zijn in geval
van lichte tot matig-ernstige gonartrose, op voorwaarde dat die
pijnlijk is.
Dr. Johan Vanlauwe:
We moeten eerst beginnen met een
periode van drie maanden en dan het effect ervan evalueren.
Dr. Marc Léon:
De aanbevelingen van de EULAR zijn duidelijk.
En ze bevestigen de werkzaamheid van microkristallijn
glucosaminesulfaat.
Referenties
1. McAlindon T, et al. JAMA 2000;283(11):1469-75.
2. Towheed T, et al. Cochrane Database Syst Rev 2005;(2):CD002946.
3. Richy F, et al. Arch Intern Med 2003;163(13):1514-22.
4. Gregory P, et al. Am Fam Physician 2008;77(2):177-84.
5. Herrero-Beaumont G, et al. Arthr & Rheum 2007;56(2):555-67.
6. Clegg DO, et al. NEJM 2006;354(8):795-808.
ORC227N.indd 2
04/03/13 13:22
Het effect van microkristallijn
glucosaminesulfaat op de symptomen
en de evolutie van artrose:
een EBM-gelabelde consensus
ORC227N
Artrose van de knie is één van de meest bestudeerde vormen van artrose
omdat deze vaak voorkomt en klinisch `kwantificeerbaar' is dankzij goed ge-
valideerde meetschalen (zoals de Lequesne- of WOMAC-score). Het model
ervan kan daarentegen niet altijd worden toegepast op de andere gewrichten
omdat artrose niet kan worden beschouwd als een zuiver kraakbeengerela-
teerd probleem: het is ook een aandoening van het volledige gewrichts-
orgaan inclusief het synoviaal weefsel en het onderliggende bot en in die
zin een ziekte die sterk kan verschillen van persoon tot persoon. Omdat de
meeste studies gericht waren op de functionele aspecten van de ziekte, lijkt
het logisch dat de veroorzaakte symptomatische voordelen zich niet altijd
vertalen in radiologische resultaten. Met betrekking tot de knie wordt de
situatie nog bemoeilijkt door een gebrek aan standaardisering van de radio-
logische aantasting, op basis waarvan de structurele veranderingen kunnen
worden geëvalueerd. Dit is nog problematischer omdat veranderingen in de
intra-articulaire ruimte vaak pas na lange tijd zichtbaar zijn. Tot slot verte-
genwoordigt de gewrichtsspleetvernauwing zowel het kraakbeenverlies als
de extrusie of de degeneratie van de meniscus, wat mogelijk ook het geringe
verband tussen deze parameter en pijn bij artrose verklaart en dus het gebrek
aan relevantie van de meting hiervan op functioneel vlak aantoont.
Een steeds beter bekend werkingsmechanisme
Het is in die context dat glucosamine is geëvalueerd, een glucosamine
waarvan het werkingsmechanisme nog niet volledig is opgehelderd. Zelfs al
lijkt het algemeen aanvaard dat glucosamine vanaf een bepaalde concentratie
een antikatabool effect heeft door inhibitie van de IL-1-afhankelijke expressie
van pro-inflammatoire cytokines of moleculen waarvan is geweten dat ze een
katabool effect hebben ter hoogte van het kraakbeen (Cox-2, iNOS, MMP-3,
TNF, IL-6 en IL-1). Dat effect zou meer specifiek berusten op de inhibitie van
de nucleaire translocatie van transcriptiefactor NF-kB.
Een multifactoriële behandeling
Bij artrose geeft de schade aan het kraakbeen ­ dat samen met de menisci
fungeert als schokdemper ­ en het onderliggende bot aanleiding tot zeer
invaliderende pijn, hoewel het mechanisme van de pijn toch uiteenlopend
kan zijn. Het is dus logisch dat de behandeling van de pijn prioriteit krijgt (wat
zich vaak vertaalt in moeilijkheden om rekening te houden met het criterium
Samenvatting van een ronde tafel georganiseerd op vraag van de firma Madaus, met prof. Frank Luyten
(Reumatologie, KU Leuven), prof. Jean-Michel Crielaard (Fysische geneeskunde, ULg), prof. Peter Verdonk
(Orthopedie, Antwerpen), en dr. Marc Léon (Reumatologie, Mons), dr. Dominique Scipioni (Institut du Genou et
des Pathologies ostéo-articulaires, Chirec) en dr. Johan Vanlauwe (Orthopedie, Pellenberg)
In talrijke studies is een heilzaam effect toegekend aan glucosamine in de behandeling van artrose op korte ter-
mijn. Na meta-analyse van die studies lijkt dat effect echter niet altijd evident, net als de door de onderzoekers
gebruikte methodologie (1), behalve dan bij microkristallijn glucosaminesulfaat van Rottapharm-Madaus, dat
een lichte tot matige verbetering van de symptomen aantoont (2-4). Omdat de meeste EBM-studies naar gluco-
samine plaatsvonden in het kader van gonartrose, concentreerden de deelnemers aan de ronde tafel zich op die
vorm van artrose.
De diagnose van knieartrose is multifactorieel en moet worden
overwogen in aanwezigheid van belastingspijn en startstijfheid
die ten minste drie maanden aanwezig is, zonder aanwijzingen
voor een trauma. In dat geval is een omstandige anamnese
en klinisch onderzoek noodzakelijk. Zodra het vermoeden
van gonartrose is gestaafd, is een standaardröntgenopname
onontbeerlijk om de diagnose te stellen, meer in het bijzonder
op basis van de vaststelling van een vernauwing van de
gewrichtsruimte en de vorming van osteofyten. Op basis van
de Kellgren-Lawrencescore kan overigens de ernst van die
artrose worden bepaald. Een MRI is een aanvullend onderzoek
omdat met deze techniek het kraakbeen en het subchondrale
bot ­ mogelijk met oedeem, barsten of necrose ­ beter kan
worden gevisualiseerd, alsook andere gewrichtsweefsels
zoals de meniscus en het synovium. Dit onderzoek is weliswaar
niet goedkoop en wordt dus niet systematisch of als eerste
onderzoek uitgevoerd. Hoe dan ook moet de diagnose en
aanpak van artrose worden geplaatst in een globale context,
met aandacht voor lichamelijke kenmerken (overgewicht) en
beroepsgebonden factoren, om een optimale behandeling te
kunnen samenstellen.
Gonartrose
ORC227N.indd 1
04/03/13 13:22