background image
OrthO-rheumatO | VOL 11 | Nr 1 | 2013
26
spondylartrItIs:
een zIekte Met vele gezIchten?
Is spondylartritis de verzamelnaam van een aantal verwante aandoeningen of betreft het één en dezelfde aandoe-
ning met verschillende gezichten? Een internationaal onderzoeksteam, waarvan ook ons land participeerde, boog
zich over deze vraag. Arthritis & Rheumatism publiceerde de resultaten.
Spondylartritis (SpA) is de op één na meest prevalente
vorm van chronische artritis, met een geschatte preva-
lentie van 0,5-1,5 procent in de Kaukasische bevolking.
De fenotypische presentatie van SpA is divers en onvoor-
spelbaar. Om die reden werd SpA in het verleden klas-
siek onderverdeeld in verschillende subtypes, waaronder
spondylitis ankylosans, psoriasisartritis, reactieve artritis,
artritis/spondylitis geassocieerd met chronische darm-
ontsteking, en ongedifferentieerde SpA. Deze onderverdeling
werd vooral gemaakt op basis van de geassocieerde extra-
articulaire ziektemanifestaties (psoriasis of inflammatoire
darmziekte), pathogenese (reactieve artritis) of uitkomst
(spondylitis ankylosans). Nochtans gaan alle subtypes
gepaard met gelijkaardige axiale (sacro-iliïtis, spondylitis)
of perifere (artritis, enthesitis en/of dactylitis) gewrichts-
manifestaties.
Bovendien gebeurt het dat een persoon met één vorm
van SpA in de loop van de tijd een evolutie ondergaat
naar een andere vorm. Om die reden stelde de European
Spondylarthropathy Study Group (ESSG) in 1991 de
classificatie voor van axiale of perifere SpA op basis van
de predominante reumatische manifestaties. Meer recent
ontwikkelde ook de Assessment of SpondyloArthritis
inter national Society
(ASAS) classificatiecriteria die zelfs
nog een stapje verder gaan dan de ESSG-criteria. De feno-
typische diversiteit van SpA en de verschillende classificatie-
systemen hebben betrekking op één cruciale vraag: is SpA
de verzamelnaam voor een aantal verwante aandoeningen
of gaat het veeleer om één en dezelfde aandoening met
meerdere gezichten?
Wetenschappers waaronder onze landgenoten Dominique
Baeten (momenteel werkzaam aan de Universiteit Ams-
terdam) en Rik Lories (KU Leuven) bogen zich over deze
vraag en bundelden de bekomen inzichten in een review
die verscheen in Arthritis & Rheumatism. Ze leggen uit dat
systematische vergelijking van gekende genetische risico-
factoren zowel overlapping als duidelijke verschillen toont
tussen spondylitis ankylosans en psoriasisartritis, maar
rituximab niet geregistreerd voor de behandeling van sjö-
grensyndroom en is er nauwelijks informatie beschikbaar
uit de praktijk over het gebruik in deze indicatie.
Jacques-Eric Gottenberg (Straatsburg) en collega's bogen
zich over de prospectieve data uit het AutoImmune and Ri-
tuximab
(AIR)-register om de indicaties, efficaciteit en vei-
ligheid te beoordelen van rituximab bij sjögrensyndroom.
Het register volgde progressief 86 patiënten met sjögren-
syndroom onder therapie met rituximab. Gedurende vijf
jaar werden de patiënten om de zes maanden gezien. De
analyse had betrekking op 78 patiënten (11 mannen; 67
vrouwen) die minstens één follow-upraadpleging achter de
rug hadden. De mediane leeftijd was 59,8 jaar, de mediane
ziekteduur 11,9 jaar. Indicaties voor een behandeling met
rituximab waren bij 74 onder hen systemische manifes-
taties. Bij de overige vier was dat ernstige aantasting van
speeksel- en traanklieren. Er kregen 17 patiënten gelijk-
tijdig ook andere immunosuppressiva. De mediane follow-
up bedroeg 34,9 maanden.
De behandelende arts stelde bij 47 patiënten (60%) glo-
baal efficaciteit vast na de eerste behandelcyclus. De ziek-
teactiviteitsscore (ESSDAI) daalde mediaan van 11 tot 7,5
(p < 0,0001). Ook de mediane gebruikte corticoïdendosis
daalde van 17,6mg/dag tot 10,8mg/dag (p = 0,1). Er kregen
41 patiënten na de eerste cyclus opnieuw rituximab. In vier
gevallen werd de behandeling stopgezet wegens bijwerkin-
gen (reactie op de infusieplaats en 1 x serum sickness-like
aandoening). Voorts werden drie ernstige infecties en twee
kankergerelateerde sterfgevallen vastgesteld.
De auteurs besluiten dat het gebruik van rituximab in de
dagelijkse praktijk over het algemeen beperkt blijft tot pa-
tiënten met systemische manifestaties en dat hun studie
aantoont dat de behandeling doeltreffend is en goed wordt
verdragen in deze populatie.
gottenberg je, Cinquetti g, larroche C, et al. efficacy of rituximab in systemic manifestations of
primary sjögren's syndrome: results in 78 patients of the autoimmune and rituximab registry.
ann rheum dis 2012 online first december 21, 2012.