![]() ning met verschillende gezichten? Een internationaal onderzoeksteam, waarvan ook ons land participeerde, boog zich over deze vraag. Arthritis & Rheumatism publiceerde de resultaten. vorm van chronische artritis, met een geschatte preva- lentie van 0,5-1,5 procent in de Kaukasische bevolking. De fenotypische presentatie van SpA is divers en onvoor- spelbaar. Om die reden werd SpA in het verleden klas- siek onderverdeeld in verschillende subtypes, waaronder spondylitis ankylosans, psoriasisartritis, reactieve artritis, artritis/spondylitis geassocieerd met chronische darm- ontsteking, en ongedifferentieerde SpA. Deze onderverdeling werd vooral gemaakt op basis van de geassocieerde extra- articulaire ziektemanifestaties (psoriasis of inflammatoire darmziekte), pathogenese (reactieve artritis) of uitkomst (spondylitis ankylosans). Nochtans gaan alle subtypes gepaard met gelijkaardige axiale (sacro-iliïtis, spondylitis) of perifere (artritis, enthesitis en/of dactylitis) gewrichts- manifestaties. Bovendien gebeurt het dat een persoon met één vorm van SpA in de loop van de tijd een evolutie ondergaat naar een andere vorm. Om die reden stelde de European classificatie voor van axiale of perifere SpA op basis van de predominante reumatische manifestaties. Meer recent ontwikkelde ook de Assessment of SpondyloArthritis inter national Society (ASAS) classificatiecriteria die zelfs nog een stapje verder gaan dan de ESSG-criteria. De feno- typische diversiteit van SpA en de verschillende classificatie- systemen hebben betrekking op één cruciale vraag: is SpA de verzamelnaam voor een aantal verwante aandoeningen of gaat het veeleer om één en dezelfde aandoening met meerdere gezichten? Wetenschappers waaronder onze landgenoten Dominique Baeten (momenteel werkzaam aan de Universiteit Ams- terdam) en Rik Lories (KU Leuven) bogen zich over deze vraag en bundelden de bekomen inzichten in een review die verscheen in Arthritis & Rheumatism. Ze leggen uit dat systematische vergelijking van gekende genetische risico- factoren zowel overlapping als duidelijke verschillen toont tussen spondylitis ankylosans en psoriasisartritis, maar grensyndroom en is er nauwelijks informatie beschikbaar uit de praktijk over het gebruik in deze indicatie. Jacques-Eric Gottenberg (Straatsburg) en collega's bogen zich over de prospectieve data uit het AutoImmune and Ri- tuximab (AIR)-register om de indicaties, efficaciteit en vei- ligheid te beoordelen van rituximab bij sjögrensyndroom. Het register volgde progressief 86 patiënten met sjögren- syndroom onder therapie met rituximab. Gedurende vijf jaar werden de patiënten om de zes maanden gezien. De analyse had betrekking op 78 patiënten (11 mannen; 67 vrouwen) die minstens één follow-upraadpleging achter de rug hadden. De mediane leeftijd was 59,8 jaar, de mediane ziekteduur 11,9 jaar. Indicaties voor een behandeling met rituximab waren bij 74 onder hen systemische manifes- taties. Bij de overige vier was dat ernstige aantasting van speeksel- en traanklieren. Er kregen 17 patiënten gelijk- tijdig ook andere immunosuppressiva. De mediane follow- up bedroeg 34,9 maanden. baal efficaciteit vast na de eerste behandelcyclus. De ziek- teactiviteitsscore (ESSDAI) daalde mediaan van 11 tot 7,5 (p < 0,0001). Ook de mediane gebruikte corticoïdendosis daalde van 17,6mg/dag tot 10,8mg/dag (p = 0,1). Er kregen 41 patiënten na de eerste cyclus opnieuw rituximab. In vier gevallen werd de behandeling stopgezet wegens bijwerkin- gen (reactie op de infusieplaats en 1 x serum sickness-like aandoening). Voorts werden drie ernstige infecties en twee kankergerelateerde sterfgevallen vastgesteld. De auteurs besluiten dat het gebruik van rituximab in de dagelijkse praktijk over het algemeen beperkt blijft tot pa- tiënten met systemische manifestaties en dat hun studie aantoont dat de behandeling doeltreffend is en goed wordt verdragen in deze populatie. primary sjögren's syndrome: results in 78 patients of the autoimmune and rituximab registry. ann rheum dis 2012 online first december 21, 2012. |