background image
OrthO-rheumatO | VOL 11 | Nr 1 | 2013
47
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Cerezyme 400 U poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke flacon bevat 400 eenheden* imiglucerase**. Na reconstitutie bevat de oplossing 40 eenheden (ongeveer 1,0 mg) imiglucerase per ml (400 E/10 ml).
* Eén eenheid enzym (E) is de hoeveelheid die nodig is om bij een temperatuur van 37°C één micromol van het synthetische substraat para-nitrofenyl--D-
glucopyranoside (pNP-Glc) in één minuut te hydrolyseren. ** Imiglucerase is een gemodificeerde vorm van humaan zure -glucosidase dat wordt geproduceerd
met behulp van recombinante DNA-technologie, waarbij gebruik wordt gemaakt van celculturen uit de ovaria van Chinese hamsters, met mannosemodificatie
om macrofagen te targeten. Hulpstoffen: Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. Dit geneesmiddel bevat natrium en wordt toegediend in een
0,9% natriumchlorideoplossing voor intraveneuze toediening (zie rubriek 6.6). Na reconstitutie bevat de oplossing 1,24 mmol natrium (400 E/10 ml). Hiermee
moet rekening worden gehouden bij patiënten die een natriumarm dieet volgen.
3. FARMACEUTISCHE VORM Poeder voor concentraat voor oplossing voor
infusie. Cerezyme is een wit tot gebroken wit poeder.
4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 Therapeutische indicaties Cerezyme (imiglucerase) is geïndiceerd voor
gebruik als langdurige enzymsubstitutietherapie bij patiënten met een bevestigde diagnose van niet-neuronopathische (type 1) of chronische neuronopathische
(type 3) ziekte van Gaucher die klinisch significante niet-neurologische verschijnselen van de ziekte vertonen. De niet-neurologische verschijnselen van de ziekte
van Gaucher bestaan uit een of meer van de volgende aandoeningen: · anemie na uitsluiting van andere oorzaken, bijvoorbeeld ijzerdeficiëntie · trombocytopenie
· botziekte na uitsluiting van andere oorzaken, zoals vitamine D-deficiëntie · hepatomegalie of splenomegalie
4.2 Dosering en wijze van toediening Disease
management moet gebeuren onder leiding van artsen die bekend zijn met de behandeling van de ziekte van Gaucher. Dosering Gezien de heterogeniteit en de
multisystemische aard van de ziekte van Gaucher, moet de dosering voor iedere patiënt individueel worden vastgesteld, na een uitgebreide beoordeling van
alle klinische verschijnselen van de ziekte. Zodra de individuele respons van de patiënt met betrekking tot alle relevante klinische verschijnselen duidelijk is
vastgesteld, kunnen de doseringen en de frequenties waarmee het middel wordt toegediend, worden aangepast om ofwel reeds bereikte optimale parameters
voor alle klinische verschijnselen te behouden ofwel de klinische parameters die nog niet zijn genormaliseerd te verbeteren. Verscheidene doseerschema's zijn
effectief gebleken bij enkele of alle niet-neurologische verschijnselen. Een aanvangsdosering van 60 E/kg lichaamsgewicht eens per twee weken gaf binnen
zes maanden therapie een verbetering van hematologische en viscerale parameters te zien; voortgezet gebruik heeft ofwel de progressie van botziekte tot
staan gebracht, of botziekte verbeterd. Bij toediening van lage doses van slechts 15 E/kg lichaamsgewicht eens per twee weken, bleken de hematologische
parameters en de organomegalie weliswaar te verbeteren, maar dit was niet het geval voor de botparameters. De gebruikelijke infusiefrequentie is eens per twee
weken; over deze infusiefrequentie zijn de meeste gegevens beschikbaar. Pediatrische patiënten De dosering hoeft niet te worden aangepast voor pediatrische
patiënten. De werkzaamheid van Cerezyme op neurologische symptomen van patiënten met de chronische neuronopathische vorm van de ziekte van Gaucher is
niet vastgesteld en er kan geen speciaal doseringsschema voor deze verschijnselen worden aanbevolen (zie rubriek 5.1).Wijze van toediening Na reconstitutie en
verdunning wordt de bereiding via intraveneuze infusie toegediend. In eerste instantie mag de snelheid waarmee Cerezyme wordt toegediend niet meer dan 0,5
eenheid per kg lichaamsgewicht per minuut bedragen. Bij daaropvolgende infusies mag de infusiesnelheid worden verhoogd, maar nooit tot meer dan 1 eenheid
per kg lichaamsgewicht per minuut. Het verhogen van de infusiesnelheid dient te gebeuren onder toezicht van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg.
Voor patiënten die gedurende enkele maanden hun infusies goed verdragen, kan thuisinfusie van Cerezyme worden overwogen. Het besluit om de patiënt te
laten overstappen op thuisinfusie dient te worden genomen na beoordeling en aanbeveling door de behandelend arts. Voor de infusie van Cerezyme door de
patiënt of zorgverlener thuis is training door een arts of verpleegkundige in een klinische omgeving nodig. De patiënt of zorgverlener ontvangt instructies over
de infusietechniek en het bijhouden van een behandelingsdagboek. Patiënten die tijdens de infusie last krijgen van bijwerkingen dienen onmiddellijk met de
infusie te stoppen en contact op te nemen met een arts of verpleegkundige en eventuele volgende infusies dienen plaats te vinden in een klinische omgeving.
De dosering en infusiesnelheid dienen thuis constant te blijven en mogen niet worden gewijzigd zonder toestemming van een arts of verpleegkundige. Voor
instructies over reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6. Medici en andere beroepsbeoefenaren in de
gezondheidszorg worden aangespoord om patiënten met de ziekte van Gaucher, inclusief patiënten met chronische neuronopathische verschijnselen van de
ziekte, te registreren in de "ICGG Gaucher Registry" (zie rubriek 5.1).
4.3 Contra-indicaties Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor een van
de hulpstoffen (zie rubriek 4.4).
4.8 Bijwerkingen De bijwerkingen zijn in de onderstaande tabel onderverdeeld volgens systeem/orgaanklassen en frequentie
(vaak ( 1/100 tot < 1/10), soms ( 1/1.000 tot < 1/100) en zelden ( 1/10.000 tot < 1/1.000)). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt
naar afnemende ernst.
Zenuwstelselaandoeningen

Soms:

Duizeligheid, hoofdpijn, paresthesieën*
Hartaandoeningen

Soms:

Tachycardie*, cyanose*
Bloedvataandoeningen

Soms:

Blozen*, hypotensie*
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen

Vaak:

Dyspneu*, hoest*
Maagdarmstelselaandoeningen

Soms:

Braken, misselijkheid, buikkrampen, diarree
Immuunsysteemaandoeningen

Vaak:
Zelden:

Overgevoeligheidsreacties
Anafylactoïde reacties
Huid- en onderhuidaandoeningen

Vaak:

Urticaria/angio-oedeem*, pruritus*, uitslag*
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen

Soms:

Artralgie, rugpijn*
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen

Soms:

Irritatie, brandend gevoel, zwelling, steriel abces op de plaats van
de infusie, beklemmend gevoel op de borst*, koorts, rillingen,
vermoeidheid
Bij in totaal circa 3% van de patiënten zijn symptomen waargenomen die op overgevoeligheid duiden (in de bovenstaande tabel met een * aangegeven). Deze
symptomen traden voor het eerst op tijdens of kort na de infusies. Deze symptomen reageren gewoonlijk goed op een behandeling met antihistaminen en/
of corticosteroïden. Patiënten moeten worden geadviseerd de infusie van het product te staken en contact met hun arts op te nemen als deze verschijnselen
zich voordoen.
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Genzyme Europe B.V., Gooimeer 10, 1411 DD Naarden, Nederland.
8. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EU/1/97/053/003 EU/1/97/053/004 EU/1/97/053/005 9. DATUM VAN EERSTE
VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 17 november 1997 Datum van laatste
hernieuwing: 17 september 2007
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST 10/2010 Gedetailleerde informatie over dit product is beschikbaar op de website
van het Europese Geneesmiddelen Bureau http://www.ema.europa.eu/.
ORC216N.indd 3
04/03/13 13:24
OR0822N
drukpijn aan de zitknobbel
bij een jonge voetballer
Benjamin Denoiseux
1
, Jan Bosmans
3,4
, Filip Vanhoenacker
2,3,4
1. Faculteit geneeskunde, universiteit antwerpen
2. afdeling radiologie, aZ Sint-maarten, Duffel-mechelen
3. afdeling radiologie, uZ antwerpen, ua
4. afdeling radiologie, uZ Gent, uG
Een apofysaire avulsiefractuur van het tuber ischiadicum is een relatief zeldzaam
sportletsel. Het wordt typisch gezien bij adolescenten, waarbij de groeikraakbeenschijven
nog niet gesloten zijn. Klinisch kan dit letsel een spierverrekking nabootsen, met drukpijn
aan de zitknobbel en bewegingsbeperking.
Hoewel de diagnose kan worden gesteld op een standaardradiografie, wordt het aanvan-
kelijk vaak niet opgemerkt wegens de subtiele verplaatsing van de apofysaire botkern.
Computertomografie (CT) kan een kleine verplaatsing beter aan het licht brengen. Met
behulp van magnetische resonantie (MR) kan retractie van de hamstringpees worden
opgespoord. De bevindingen op CT en/of MR bepalen het therapiebeleid en de prognose.
b
e
e
l
d
e
n e
n b
e
W
eg
I
ng
klInIsche geschIedenIs
Een zestienjarige voetballer consulteert wegens aanhouden-
de pijn in de rechter gluteaalstreek. Uit de anamnese blijkt
dat de pijn begonnen is na een trauma tijdens een voetbal-
match acht maanden eerder.
De patiënt ondervindt nu tijdens de voetbaltraining een
ernstige functiebeperking bij het trappen van een bal.
Bij het klinisch onderzoek is er drukpijn aan de rechter
zitbeenknobbel. Een MR-onderzoek van het bekken toont
een vochtschil tussen de apofysaire botkern van de rechter
zitbeenknobbel en het aanliggende os ischium
(Figuur 1).
Om de diastase van de botfragmenten beter te beoordelen
wordt een aanvullend CT-onderzoek uitgevoerd, dat de
rechts-linksasymmetrie van de groeikraakbeenschijf tus-
sen het os ischium en de apofysaire botkern van het tuber
ischiadicum bevestigt (Figuur 2).
dIagnose
Op basis van de beeldvorming wordt de diagnose gesteld
van een eerder doorgemaakte apofysaire avulsiefractuur
van het tuber ischiadicum
.
besprekIng
pathogenese
Apofysaire avulsiefracturen zijn meestal het gevolg van
een indirect trauma veroorzaakt door een plotse, zeer
krachtige concentrische of excentrische spiercontractie
(1, 2). Ze komen typisch voor bij jonge atleten, waarbij
de groeikraakbeenschijf nog niet gesloten is. In de puber-
teit is deze kraakbeenschijf bijzonder kwetsbaar. Voetbal,
gymnastiek en tennis zijn sporten met het grootste risico,
wegens de zeer abrupte versnellingen. De botkernen van
het bekkenskelet vormen de meest frequente locatie, in
het bijzonder het tuber ischiadicum (TI), de spina iliaca
anterior superior (Engels: ASIS) en de spina iliaca anterior
inferior (Engels: AIIS) (Figuur 3) (1, 3).
Letsels aan het TI zijn meestal het gevolg van een acute
passieve excentrische uitrekking van de hamstrings (1, 3)
en minder frequent van chronische repetitieve belasting
(1, 4).
klInIsche presentatIe
Aanvankelijk gaat een avulsiefractuur van het tuber ischia-
dicum gepaard met een plotse schietende pijn aan de
zitbeenknobbel (1). Later kan een hypertrofische callus