![]() Elke flacon bevat 400 eenheden* imiglucerase**. Na reconstitutie bevat de oplossing 40 eenheden (ongeveer 1,0 mg) imiglucerase per ml (400 E/10 ml). * Eén eenheid enzym (E) is de hoeveelheid die nodig is om bij een temperatuur van 37°C één micromol van het synthetische substraat para-nitrofenyl--D- glucopyranoside (pNP-Glc) in één minuut te hydrolyseren. ** Imiglucerase is een gemodificeerde vorm van humaan zure -glucosidase dat wordt geproduceerd met behulp van recombinante DNA-technologie, waarbij gebruik wordt gemaakt van celculturen uit de ovaria van Chinese hamsters, met mannosemodificatie om macrofagen te targeten. Hulpstoffen: Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. Dit geneesmiddel bevat natrium en wordt toegediend in een 0,9% natriumchlorideoplossing voor intraveneuze toediening (zie rubriek 6.6). Na reconstitutie bevat de oplossing 1,24 mmol natrium (400 E/10 ml). Hiermee moet rekening worden gehouden bij patiënten die een natriumarm dieet volgen. (type 3) ziekte van Gaucher die klinisch significante niet-neurologische verschijnselen van de ziekte vertonen. De niet-neurologische verschijnselen van de ziekte van Gaucher bestaan uit een of meer van de volgende aandoeningen: · anemie na uitsluiting van andere oorzaken, bijvoorbeeld ijzerdeficiëntie · trombocytopenie · botziekte na uitsluiting van andere oorzaken, zoals vitamine D-deficiëntie · hepatomegalie of splenomegalie multisystemische aard van de ziekte van Gaucher, moet de dosering voor iedere patiënt individueel worden vastgesteld, na een uitgebreide beoordeling van alle klinische verschijnselen van de ziekte. Zodra de individuele respons van de patiënt met betrekking tot alle relevante klinische verschijnselen duidelijk is vastgesteld, kunnen de doseringen en de frequenties waarmee het middel wordt toegediend, worden aangepast om ofwel reeds bereikte optimale parameters voor alle klinische verschijnselen te behouden ofwel de klinische parameters die nog niet zijn genormaliseerd te verbeteren. Verscheidene doseerschema's zijn effectief gebleken bij enkele of alle niet-neurologische verschijnselen. Een aanvangsdosering van 60 E/kg lichaamsgewicht eens per twee weken gaf binnen zes maanden therapie een verbetering van hematologische en viscerale parameters te zien; voortgezet gebruik heeft ofwel de progressie van botziekte tot staan gebracht, of botziekte verbeterd. Bij toediening van lage doses van slechts 15 E/kg lichaamsgewicht eens per twee weken, bleken de hematologische parameters en de organomegalie weliswaar te verbeteren, maar dit was niet het geval voor de botparameters. De gebruikelijke infusiefrequentie is eens per twee weken; over deze infusiefrequentie zijn de meeste gegevens beschikbaar. Pediatrische patiënten De dosering hoeft niet te worden aangepast voor pediatrische patiënten. De werkzaamheid van Cerezyme op neurologische symptomen van patiënten met de chronische neuronopathische vorm van de ziekte van Gaucher is niet vastgesteld en er kan geen speciaal doseringsschema voor deze verschijnselen worden aanbevolen (zie rubriek 5.1).Wijze van toediening Na reconstitutie en verdunning wordt de bereiding via intraveneuze infusie toegediend. In eerste instantie mag de snelheid waarmee Cerezyme wordt toegediend niet meer dan 0,5 eenheid per kg lichaamsgewicht per minuut bedragen. Bij daaropvolgende infusies mag de infusiesnelheid worden verhoogd, maar nooit tot meer dan 1 eenheid per kg lichaamsgewicht per minuut. Het verhogen van de infusiesnelheid dient te gebeuren onder toezicht van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg. Voor patiënten die gedurende enkele maanden hun infusies goed verdragen, kan thuisinfusie van Cerezyme worden overwogen. Het besluit om de patiënt te laten overstappen op thuisinfusie dient te worden genomen na beoordeling en aanbeveling door de behandelend arts. Voor de infusie van Cerezyme door de patiënt of zorgverlener thuis is training door een arts of verpleegkundige in een klinische omgeving nodig. De patiënt of zorgverlener ontvangt instructies over de infusietechniek en het bijhouden van een behandelingsdagboek. Patiënten die tijdens de infusie last krijgen van bijwerkingen dienen onmiddellijk met de infusie te stoppen en contact op te nemen met een arts of verpleegkundige en eventuele volgende infusies dienen plaats te vinden in een klinische omgeving. De dosering en infusiesnelheid dienen thuis constant te blijven en mogen niet worden gewijzigd zonder toestemming van een arts of verpleegkundige. Voor instructies over reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6. Medici en andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden aangespoord om patiënten met de ziekte van Gaucher, inclusief patiënten met chronische neuronopathische verschijnselen van de ziekte, te registreren in de "ICGG Gaucher Registry" (zie rubriek 5.1). naar afnemende ernst. Soms: Duizeligheid, hoofdpijn, paresthesieën* Soms: Tachycardie*, cyanose* Soms: Blozen*, hypotensie* Vaak: Dyspneu*, hoest* Soms: Braken, misselijkheid, buikkrampen, diarree Vaak: Zelden: Overgevoeligheidsreacties Anafylactoïde reacties Vaak: Urticaria/angio-oedeem*, pruritus*, uitslag* Soms: Artralgie, rugpijn* Soms: Irritatie, brandend gevoel, zwelling, steriel abces op de plaats van de infusie, beklemmend gevoel op de borst*, koorts, rillingen, vermoeidheid symptomen traden voor het eerst op tijdens of kort na de infusies. Deze symptomen reageren gewoonlijk goed op een behandeling met antihistaminen en/ of corticosteroïden. Patiënten moeten worden geadviseerd de infusie van het product te staken en contact met hun arts op te nemen als deze verschijnselen zich voordoen. VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING Datum van eerste verlening van de vergunning: 17 november 1997 Datum van laatste hernieuwing: 17 september 2007 bij een jonge voetballer 2. afdeling radiologie, aZ Sint-maarten, Duffel-mechelen 3. afdeling radiologie, uZ antwerpen, ua 4. afdeling radiologie, uZ Gent, uG nog niet gesloten zijn. Klinisch kan dit letsel een spierverrekking nabootsen, met drukpijn aan de zitknobbel en bewegingsbeperking. Hoewel de diagnose kan worden gesteld op een standaardradiografie, wordt het aanvan- kelijk vaak niet opgemerkt wegens de subtiele verplaatsing van de apofysaire botkern. Computertomografie (CT) kan een kleine verplaatsing beter aan het licht brengen. Met behulp van magnetische resonantie (MR) kan retractie van de hamstringpees worden opgespoord. De bevindingen op CT en/of MR bepalen het therapiebeleid en de prognose. e e l d e n e W ng de pijn in de rechter gluteaalstreek. Uit de anamnese blijkt dat de pijn begonnen is na een trauma tijdens een voetbal- match acht maanden eerder. De patiënt ondervindt nu tijdens de voetbaltraining een ernstige functiebeperking bij het trappen van een bal. Bij het klinisch onderzoek is er drukpijn aan de rechter zitbeenknobbel. Een MR-onderzoek van het bekken toont een vochtschil tussen de apofysaire botkern van de rechter zitbeenknobbel en het aanliggende os ischium wordt een aanvullend CT-onderzoek uitgevoerd, dat de rechts-linksasymmetrie van de groeikraakbeenschijf tus- sen het os ischium en de apofysaire botkern van het tuber ischiadicum bevestigt (Figuur 2). van een eerder doorgemaakte apofysaire avulsiefractuur van het tuber ischiadicum. een indirect trauma veroorzaakt door een plotse, zeer krachtige concentrische of excentrische spiercontractie (1, 2). Ze komen typisch voor bij jonge atleten, waarbij de groeikraakbeenschijf nog niet gesloten is. In de puber- teit is deze kraakbeenschijf bijzonder kwetsbaar. Voetbal, gymnastiek en tennis zijn sporten met het grootste risico, wegens de zeer abrupte versnellingen. De botkernen van het bekkenskelet vormen de meest frequente locatie, in het bijzonder het tuber ischiadicum (TI), de spina iliaca anterior superior (Engels: ASIS) en de spina iliaca anterior inferior (Engels: AIIS) (Figuur 3) (1, 3). Letsels aan het TI zijn meestal het gevolg van een acute passieve excentrische uitrekking van de hamstrings (1, 3) en minder frequent van chronische repetitieve belasting (1, 4). dicum gepaard met een plotse schietende pijn aan de zitbeenknobbel (1). Later kan een hypertrofische callus |