![]() zaken (4). Vaak is er beperking van de actieve bewegingen en pijn bij het wandelen, door de herhaalde trekkrachten op de aanhechting van de hamstrings (1, 5). Bij klinisch onderzoek kan beperking van de actieve bewe- gingen, drukpijn aan de zitbeenknobbel en spierzwakte worden gevonden (1). Het is daarom van groot belang om bij dit soort klachten bij jongere atleten, de risicopopulatie, steeds aan de moge- lijkheid van een avulsiefractuur van het tuber ischiadicum te denken. eventueel aangevuld met schuine opnamen (3). Nauwkeu- rige vergelijking met de contralaterale zijde kan helpen het onderscheid te maken tussen een avulsiefractuur en een niet-verbeende apofyse (1). Andere beeldvormingstechnieken zoals CT en MRI zijn meestal niet noodzakelijk. Een aanvullend CT-onderzoek is echter aangewezen wan- neer een avulsiefractuur wordt vermoed maar de radiogra- fie geen letsel toont. CT is immers gevoeliger wat kleine verplaatsingen betreft (Figuur 2) (1). Bij MR-beeldvorming kan een hyperintens signaal worden gezien tussen de apofysaire botkern en het aanliggende os ischium. De hamstringspezen zijn in min of meerdere mate geretraheerd. Anders dan bij CT, kunnen corticale avulsiefragmenten echter gemakkelijk gemist worden op MRI. Tijdens de helingsfase kan hypertrofische callusvor- ming optreden, met vervorming van het bot tot gevolg. In afwezigheid van de typische anamnese van een vroeger doorgemaakt trauma, kan deze knobbel verkeerd worden geïnterpreteerd als een exostose of zelfs als een kwaadaar- dige bottumor (1, 4). MRI is ook belangrijk voor de evaluatie van de peesretractie omdat dit de prognose bepaalt, vooral bij letsels van de ham- strings. Een retractie van meer dan 2cm veroorzaakt vaak |