![]() myostatine-targeting siRNA en atelocollageen die lokaal in skeletspierweefsel kan ingespoten worden (29). De re- sultaten van klinische studies zijn echter niet altijd in de lijn van de verwachtingen. Zo verbeterde de spierfunctie van patiënten met musculaire dystrofie niet significant bij toediening van MYO-029 (30). De krachtproductie bleek van de individuele spiervezel daarentegen wel verhoogd bij vier van de vijf met MYO-029 behandelde patiënten, wat een effect suggereert op het cellulaire niveau dat niet kon worden opgespoord in de hele spier. inhibitoren is het vermogen van de myostatinereceptor ActRIIB om te binden met andere moleculen uit de TGF- -familie (31). Ook komen deze TGF--moleculen voor in bijna elke cel, waardoor pleiotropische effecten of niet- gewenste off-target-effecten verwacht kunnen worden, alhoewel dit nog niet bewezen is. Daarom richten alter- natieve farmacologische benaderingen zich meer op de downstream reactieweg via de remming van ActRIIB door middel van een oplosbare vorm van de receptor sActRIIB (een fusieproteïne van het extracellulaire domein van de receptor met immunoglobuline Fc) of door de remming van de ALK4-receptor (via SB431542). Deze aanpak wordt ook ondersteund door de resultaten van de genetische stu- dies waaruit een associatie blijkt van het ACVR1B-gen met spierkracht en de mogelijke miR-24-binding in de 3' UTR van dit gen (21). growth factor (MGF), een lid van de IGF1-superfamilie en responsief op mechanische prikkels (32). Omdat MGF de satellietcelfusie kan activeren in functie van spierherstel en -onderhoud, kan toediening van MGF een potentiële therapeutische strategie bieden voor de behandeling van sarcopenie, vooral in combinatie met een behandeling die leidt tot het activeren van satellietcellen, zoals fysieke acti- viteit. Dankzij genetisch onderzoek verruimen de farmaco- logische opties voor het ontwikkelen van geneesmiddelen voor spierziekten of sarcopenie. De identificatie van bijko- mende spierkracht-gerelateerde genen via nieuwe gene- tische studies (e.g. genoomwijde associatiestudies) kan leiden tot de ontdekking van alternatieve farmacologisch interessante doelen. en -kracht te verhogen de evidentie van het effect van zowel uithoudingstraining als weerstandstraining op spierhypertrofie. (Kracht)training spier en is daarom de natuurlijke wijze van antimyostati- nebehandeling (34). Heel wat onderzoek is gericht op de optimalisatie van trainingstimuli en de interactie ervan met een optimale timing van maaltijden van optimale sa- menstelling (aminozuren, eiwitten, koolhydraten) voor het bereiken van optimale eiwitopbouw (35). Voor alle men- sen zonder spierziekte is krachttraining een belangrijke manier voor het opbouwen/onderhouden van spiermassa en het vertragen van de effecten van sarcopenie (36). Ech- ter, bij ziekte of wanneer training niet aangewezen is, kan het gebruik van farmacologische middelen gericht op het vergroten van spiermassa worden aanbevolen. spierkrachtkenmerken in eliteatleten en jonge en oudere bevolkingsgroepen hebben zich gericht op meerdere kan- didaat-genen, waaronder de met myostatinepathway- gerelateerde genen, maar genoomwijde associatiestudies ontbreken. Targets voor therapeutische interventie zijn gericht op het remmen van myostatine, maar de effecten op de spier in patiënten met musculaire dystrofie zijn nog niet optimaal. Optimaliseren van krachttraining voor ou- deren zal een belangrijke strategie blijven ter bestrijding van de effecten van sarcopenie. 1. Peeters mw, Thomis ma, beunen gP, malina rm. genetics and sports: an overview of the 200. 5. hubal mj, urso ml, Clarkson Pm. genetic aspects of muscular strength and size. exercise studies. hum mutat 2011;32:1008-18. performance. hum mol genet 2008;17:1076-86. hum mol genet 2011;20:2914-27. |