![]() het pellenbergprotocol tief als operatief. Het is daarom voor de behandelende arts niet altijd eenvoudig om de meest geschikte strategie te bepalen voor zijn patiënt. In ons centrum hanteren we daarom sedert enkele jaren een specifiek behandelingsalgoritme dat voor de behandelende arts als leidraad kan dienen. Ons algoritme is gebaseerd op een differentiatie van de behandeling afhankelijk van de skeletale maturiteit van de patiënt, de aanwezigheid van kraakbeen- letsels en de aanwezigheid van specifieke risicofactoren voor recidiefluxatie. r t ho laluxaties, met de hoogste incidentie bij adolescenten en jonge volwassenen. Tot het einde van de twintigste eeuw was een conservatieve aanpak met gipsimmobilisatie de eerstekeuzebehandeling. Het hoge risico op residuele instabiliteit en recidief, evenals de hoge incidentie van blijvende anterieure kniepijn en een betere kennis van de functionele anatomie en biomechanica hebben geleid tot een toename van de indicaties tot heelkunde (1). Een nauwkeurige evaluatie van de articulaire schade en van voor het therapeutische beleid (Tabel 1). In ons insti- tuut wordt er al jaren gebruik gemaakt van een specifiek behandelings algoritme voor acute en recidiverende ( 3) patella luxaties. In deze tekst stellen we ons algoritme voor acute patellaluxaties voor. Dit algoritme is gebaseerd op de differentiatie van patiënten volgens 1) skeletale maturiteit, 2) eventueel geassocieerde kraakbeenletsels en 3) aan- of afwezigheid van specifieke risicofactoren voor recidief- luxatie (Figuur 1) (2, 3). patiënt al dan niet volgroeid is (groeischijven nog open of reeds dicht). De operatieve opties zijn immers beperkt bij de niet-volgroeide patiënt vanwege potentiële schade aan de groeischijven. Enkel wekedelenprocedures komen dan in aanmerking, dit om schade aan de groeischijven en daaropvolgende groeistoornissen te vermijden. met een acute patellaluxatie, moet men nagaan of de pa- tiënt letsels aan het kraakbeen van de knie in kwestie heeft opgelopen. Ook moeten specifieke risicofactoren die tot recidiefluxatie kunnen leiden opgespoord worden. |