background image
OrthO-rheumatO | VOL 11 | Nr 1 | 2013
28
OR0811N
acute patellaluxatie:
het pellenbergprotocol
Katrien Cootjans, Johan Bellemans
Dienst Orthopedie, uZ Ku Leuven
De meest geschikte aanpak bij de patiënt met een acute patellaluxatie is afhan-
kelijk van verschillende factoren. Verschillende opties zijn voorhanden, zowel conserva-
tief als operatief. Het is daarom voor de behandelende arts niet altijd eenvoudig om de
meest geschikte strategie te bepalen voor zijn patiënt. In ons centrum hanteren we daarom
sedert enkele jaren een specifiek behandelingsalgoritme dat voor de behandelende arts als
leidraad kan dienen. Ons algoritme is gebaseerd op een differentiatie van de behandeling
afhankelijk van de skeletale maturiteit van de patiënt, de aanwezigheid van kraakbeen-
letsels en de aanwezigheid van specifieke risicofactoren voor recidiefluxatie.
o
r
t
ho
InleIdIng
Twee tot drie procent van alle knieletsels zijn acute patel-
laluxaties, met de hoogste incidentie bij adolescenten en
jonge volwassenen. Tot het einde van de twintigste eeuw
was een conservatieve aanpak met gipsimmobilisatie de
eerstekeuzebehandeling. Het hoge risico op residuele
instabiliteit en recidief, evenals de hoge incidentie van
blijvende anterieure kniepijn en een betere kennis van
de functionele anatomie en biomechanica hebben geleid
tot een toename van de indicaties tot heelkunde (1). Een
nauwkeurige evaluatie van de articulaire schade en van
de risicofactoren voor recidief zijn vandaag bepalend
voor het therapeutische beleid (Tabel 1). In ons insti-
tuut wordt er al jaren gebruik gemaakt van een specifiek
behandelings algoritme voor acute en recidiverende ( 3)
patella luxaties. In deze tekst stellen we ons algoritme voor
acute patellaluxaties voor. Dit algoritme is gebaseerd op de
differentiatie van patiënten volgens 1) skeletale maturiteit,
2) eventueel geassocieerde kraakbeenletsels en 3) aan- of
afwezigheid van specifieke risicofactoren voor recidief-
luxatie (Figuur 1) (2, 3).
De eerste vraag die moet beantwoord worden is of de
patiënt al dan niet volgroeid is (groeischijven nog open
of reeds dicht). De operatieve opties zijn immers beperkt
bij de niet-volgroeide patiënt vanwege potentiële schade
aan de groeischijven. Enkel wekedelenprocedures komen
dan in aanmerking, dit om schade aan de groeischijven en
daaropvolgende groeistoornissen te vermijden.
patIënt Met open groeIschIjven (fIguur 1)
Indien een skeletaal immature patiënt zich presenteert
met een acute patellaluxatie, moet men nagaan of de pa-
tiënt letsels aan het kraakbeen van de knie in kwestie heeft
opgelopen. Ook moeten specifieke risicofactoren die tot
recidiefluxatie kunnen leiden opgespoord worden.
tabel 1: risicofactoren op recidief.
- leeftijd van de patiënt (jong = hoog risico recidief)
- hoog niveau van sportactiviteit
- gegeneralizeerde gewrichtlaxiteit
- verhoogde Q-hoek
- verhoogde tG-tt afstand (> 20mm)
(trochleaire groeve - tuberositas tibiae)
- patella alta (insallindex > 1,2)
- trochleaire dysplasie