background image
OrthO-rheumatO | VOL 11 | Nr 1 | 2013
55
Henderson et al. hebben in een vergelijkende studie van
ACI voor de patella met en zonder fulkersonosteotomie
vastgesteld dat de groep waarbij gelijktijdig een realigne-
ment van het strekapparaat gebeurde, het beter deed (24).
Uit de resultaten in de literatuur die aangehaald kunnen
worden bij deze patiënten, blijkt dat een kraakbeencel-
transplantatie aangewezen is. Meer dan 70 procent van
de patiënten vertoont klinisch relevante beterschap van
20 procent postoperatief, gemeten met een KOOS (Knee
osteoarthritis outcome Score
). De winst is zelfs 50 procent
bij de helft van deze patiënten op vier jaar (25).
Uit onderzoek van een bredere groep patiënten die CCI
ondergingen, blijkt dat in ongeveer 86 procent van de ge-
vallen ook de chirurgen die deze patiënten opereren, een
klinische verbetering meten op een CGI-I (Clinical Global
Impression of Improvement
) -schaal (4); dit wordt beves-
tigd door eerder onderzoek van zowel Peterson als Minas
et al. waaruit blijkt dat deze patiënten zichzelf beter sco-
ren en de operatie opnieuw zouden willen ondergaan in
80 procent van de gevallen. Hoe dan ook is het belangrijk
om alle geassocieerde anatomische afwijkingen zo moge-
lijk tegelijkertijd te behandelen. Een bijkomende analyse
in deze bredere patiëntengroep bracht aan het licht dat
60 procent inderdaad 2 van 5 geanalyseerde tekenen had
van trochleaire dysplasie. Het is daarentegen niet moge-
lijk om op basis van kenmerken van het patellofemorale
gewricht alsook van het letsel zelf, te voorspellen welke
patiënten klinisch voordeel zullen halen uit de behandeling
van het kraakbeenletsel (Figuur 7) (25, 26).
Wereldwijd is in elk geval duidelijk gebleken dat kraakbeen-
celtransplantatie in het patellofemorale gewricht een goede
therapie is met mooie, duurzame resultaten. Recent stelde
Tom Minas zijn langetermijnresultaten voor op het congres
van de International Cartilage Repair Society dat om de 18
maanden plaatsvindt, met 80 procent tevredenheid bij de
patiënten. Lars Peterson, grondlegger van de techniek van
ACI, presenteert analoge langetermijnresultaten.
Celtransplantatie blijkt op dit moment tot hiertoe de enige
biologische oplossing te zijn voor herstel van retropatellair
kraakbeen. Recent werd een alternatieve behandeling be-
schreven die uitgaat van beenmergstimulatie via micro-
fractuur die vervolgens bedekt wordt met een collageen-
membraan. Deze procedure heet Autologous Matrix Induced
Chondrogenesis
(AMIC). Belangrijkste nadelen van deze
procedure zijn dezelfde als deze van microfractuur met
vorming van fibrocartilago en op termijn onstaan van
intralaesionele osteofyten en terugkeer van de symptomen
(27). Men kan zich ook afvragen hoeveel stamcellen er in
figuur 7: vijf verschillende kenmerken van de trochlea die worden geanalyseerd om trochleadysplasie te karakteriseren: a = ventrale trochleaire
prominentie met aanwezigheid van een bijkomend spoor, b*c/100 = asymmetrie van de facetten van de trochlea, hoek tussen b en c is de
sulcushoek, e = diepte van de trochlea.
figuur 6: Intraoperatief beeld van een groot kraakbeenletsel op de
patella bedekt met een collageenmembraan waarop de cellen reeds
gezaaid zijn.