background image
OrthO-rheumatO | VOL 11 | Nr 1 | 2013
7
Het verwijderen van het os trapezium (trapezectomie)
werd reeds met succes uitgevoerd in 1949 door Gervis (3).
Dit is een techniek die zijn waarde heeft bewezen en dit
met minimale complicaties. Een progressieve migratie van
de eerste metacarpaal naar proximaal is meestal waar te
nemen, doch dit heeft relatief weinig klinische implica-
ties. Om deze migratie te verhinderen, werd ofwel de ge-
creëerde ruimte opgevuld met weefsel of kunststof, ofwel
werd de eerste metacarpaal opgehangen (aan de tweede)
met een peesplastie.
De Burton-Pellegriniprocedure (ligament reconstruction
­ tendon interposition of LRTI) is in de USA en de UK de
meest populaire. Hierbij wordt de trapezectomie vervolle-
digd met een suspensie en een interpositie met de pees van
de m. flexor carpi radialis (FCR) (4).
Volledige vervanging van een functioneel belangrijk
gewricht blijft één van de meest belangrijke technieken in
de reconstructieve orthopedie. Ook voor het CMC werden
met wisselend succes vervangingen uitgewerkt. De meeste
zijn gebaseerd op de vervanging van het natuurlijke zadel-
gewricht door een kogelgewricht (5). De pijnverlichting
ontstaat vrijwel onmiddellijk. De (initieel) goede resul-
taten, het algemene principe van kunstgewrichten in de
orthopedie en de commerciële druk hebben deze techniek
zeker in ons land wijd verspreid.
De vraag blijft echter welke van deze twee procedures de
voorkeur geniet en dit voor welke indicatie.
eIgen studIes
Om op dit blijvend dilemma een antwoord te geven, werden
enkele studieprotocols opgezet.
Resultaten van eerdere retrospectieve cohortstudies toon-
den aan dat elke techniek op zich gunstige resultaten op-
leverde. Vandaar de noodzaak van vergelijkende studies.
studIe 1 (6)
In een prospectieve studie kregen 22 patiënten een tra-
pezectomie (gemiddelde leeftijd 62 jaar), 34 een LRTI
(gemiddelde leeftijd 58 jaar) en 40 een prothese (leeftijd
gemiddeld 54 jaar).
Ze werden door een niet-betrokken onderzoeker nageke-
ken met een VAS (visueel analoge score) voor tevredenheid,
pijn, subjectief functioneren en behendigheid. Daarnaast
werd de grijp- en sleutelgreepkracht gemeten en de beweeg-
lijkheid van het CMC-gewricht (Kapandjiscore voor opposi-
tie en de breedte van het eerste web voor abductie/extensie).
De functionele beperkingen werden geëvalueerd met de
DASH-score (disability arm shoulder and hand) (7). Bij de
DASH-score is een nulwaarde gelijk aan geen beperking,
100 is maximale beperking. Radiografieën werden genomen
voor de evaluatie van de ruimte na de trapezectomie of LRTI
en voor eventuele loslating van de prothese.
Geen enkele parameter toonde een significant verschil
aan tussen de verschillende operatietechnieken. De pijn-
verlichting was equivalent, de kracht gelijkaardig en de
tabel 1: algemeen resultaat van drie verschillende ingrepen.
trapezectomie
lrtI
artroplastie
excellent
10 (45%)
16 (48%)
21 (48%)
Duidelijk beterschap
9 (41%)
14 (42%)
14 (33%)
Geen beterschap
3 (14%)
1 (3%)
3 (8%)
Slechter dan voor de ingreep
0
2 (6%)
5 (11%)
tabel 2: vergelijkende resultaten na drie verschillende ingrepen.
trapezectomie
lrtI
artroplastie
Key-pinch postop./preop.
102%
111%
109%
Key-pinch postop./contralat.
83%
85%
86%
Grijpkracht postop./preop.
147%
174%
135%
Grijpkracht postop./contralat.
97%
100%
87%
VaS pijn
3,25
2,41
2,9
Subjective score
8,0
7,2
8,9
DaSh-score
33
27
24
hoek eerste commisuur
84
84
95