![]() omvat cognitieve gedragstherapieën die hun efficiëntie al hebben bewezen. Deze methodes steunen op het stimule- ren van mentale activiteiten en gedragingen om het rook- gedrag tegen te gaan. Stoppen met roken houdt immers een gedragsverandering in. De roker moet nadenken over het relatieve belang van de positieve en negatieve kanten van het roken en, bij het stoppen, focussen op positieve gedachten, de middelen om zich te bevestigen, zichzelf een plezier te doen, zich te ontspannen en het roken te voorko- men om te genieten van een nieuw evenwicht in zijn leven. Alternatieve methodes, acupunctuur (10), hypnose (11) of homeopathie hebben een placebo-effect en kunnen dus een aanvullende hulp zijn. naarmate de roker meer rookt, maar wordt beschreven zodra het roken van enkele sigaretten regelmatig wordt. Vooral rokers die de rook inhaleren zijn lichamelijk ver- slaafd. Deze lichamelijke verslaving is maximaal binnen 48 tot 72 uur na het roken van de laatste sigaret, blijft vervolgens nog een of twee weken groot en kan nog we- kenlang aanhouden. Ze moet worden onderscheiden van de `craving', een echte drang naar roken die nog jaren- lang kan aanhouden of na jaren weer de kop kan opste- ken. De lichamelijke verslaving is verantwoordelijk voor het afkicksyndroom dat, volgens de DSM IV, met ver- schillende symptomen gepaard gaat: dysforisch of depres- sief humeur, slapeloosheid, prikkelbaarheid, frustratie, woede, angst, concentratieproblemen, koortsachtigheid, verlaagde hartslag, verhoogde eetlust of gewichtstoe- name. Deze symptomen zijn onafhankelijk van de wil van de roker, kunnen het afkicken bemoeilijken en zijn vaak verantwoordelijk voor recidief. voor de verslaving, al lijkt ook de aanwezigheid van mono- amino-oxidaseremmers in de tabaksrook een rol te spe- len. Na inhalatie van de tabaksrook bereikt de nicotine al heel snel, zelfs in minder dan tien seconden, de hersenen. Ze bindt zich aan de verschillende nicotinereceptoren van de dopaminergische neuronen in de beloningszone van de hersenen en stimuleert de vrijzetting van neurotrans- mitters, vooral dopamine, die een rol spelen bij het stem- mingsevenwicht. Nicotine heeft een korte halfwaardetijd van twee uur; het wordt in de lever gemetaboliseerd in vooral cotinine dat een langere halfwaardetijd heeft (24 tot 48 uur). basis van gestandaardiseerde vragenlijsten, de test van Fagerström (Tabel 1a), de intensiteitsindex (Tabel 1b) of gewoon op basis van de tijd die verstrijkt tussen het op- staan en de eerste sigaret (Time To First Cigarette). Roken binnen 30 minuten, en meer bepaald binnen 5 minuten na het opstaan, wijst op een zware tot zeer zware lichame- lijke verslaving. Aan de hand van verschillende biologische metingen kunnen we de graad van lichamelijke verslaving objectief vaststellen. De meest gebruikte tests zijn de me- ting van de stikstofmonoxideconcentratie (CO) en die van het cotinine in de urine of het speeksel. lijk en goedkoop worden gemeten met kleine draagbare apparaatjes. De meting gebeurt snel en laat toe om de inhalatiegraad van de tabaksrook te evalueren, maar is niet specifiek gericht op tabak. Het resultaat kan worden beïnvloed door omgevingsfactoren verbonden aan de ver- branding van organische stoffen, vooral uitlaatgassen. Bo- vendien heeft CO een korte halfwaardetijd van één tot drie uur en is de concentratie dus afhankelijk van de tijd tussen de uitvoering van de test en de laatst gerookte sigaret. Bij niet-rokers worden meestal concentraties van minder dan 5ppm waargenomen, bij regelmatige rokers is de concen- tratie hoger dan 15ppm. impregnatie. De meting is echter duurder en voorbehouden voor bepaalde laboratoria. Met high performance chroma- tography blijft de cotinineconcentratie in de urine lager dan 50ng/ml bij niet-rokers (13). het stoppen met roken comfortabeler en verhoogt dus de slaagkansen. Op basis van de verschillende richtlijnen kan de lichamelijke verslaving efficiënt worden behandeld met nicotinevervangers, varenicline, bupropion of nortryp- tiline. Deze behandelingen verdubbelen het succes na 6 maanden in vergelijking met placebo. Met varenicline is de kans op succes zelfs drie keer groter (Tabel 2). men: pleisters met variabele concentraties (5, 10, 15mg of 7, 14, 21mg) die gedurende 16 of 24 uur worden aangebracht op de huid, zuigtabletten (1,5; 2 of 4mg), smelttabletten voor onder de tong (2 of 4mg), kauwgom (2 of 4mg) of een inhalator. Deze verschillende producten kunnen ook |