![]() C N van de gevallen tot uiting komt via botafwijkingen. Die zijn gemakkelijk te herkennen in een laat stadium, maar de echte uitdaging is om ze vroeg op te sporen omdat ze aanleiding geven tot een morbiditeit die met enzymsubstitutietherapie kan worden ingedijkt of zelfs voorkomen. ontoereikende activiteit van een lysosomaal enzym, bèta-glucocerebrosidase. Het is een genetische aandoening (met mutaties op het GBA-gen) die wordt aangetroffen bij één op de 40 tot 50.000 geboorten. Ze vertaalt zich in de opstapeling van glucosylceramide in de lysosomen van de monocyten en macrofagen van talrijke organen. Dit vertaalt zich op zijn beurt in hepatosplenomegalie, anemie, trombocytopenie, en meerdere bot-, long- en viscerale aandoeningen. Klassiek worden 3 types beschreven: twee van het neuronopathische type en één van het niet- neuronopathische type (type 1), dat het meest voorkomt en zich voornamelijk uit in botaantasting (1). botpijn, botcrises (zeer pijnlijke episodes met periostale afwijkingen op röntgenfoto's), met in meer dan 20% van de gevallen een handicap. De meest frequente radiografische afwijkingen zijn botmisvormingen (Erlenmeyer flask deformity), osteopenie, osteonecrose, spontane fracturen en infiltratie van het beenmerg (Figuur 1) (2). met osteonecrose of onomkeerbare osteosclerose. De letsels breiden zich eerst lokaal uit (er wordt corticale verdunning en misvorming van de lange botten vastgesteld) en uiteindelijk ontstaat veralgemeende osteopenie (3). Er kunnen ook hemorragische infarcten en verlies van corticaal bot optreden (Figuur 2). worden gesteld in een late fase. De uitdaging voor artsen is dus om ze vroeg te detecteren zodat enzymsubstitutietherapie kan worden voorgeschreven om de botmineraaldichtheid te behouden of eventueel te verhogen (4). Die enzymtherapie moet snel worden voorgeschreven: ze kan immers de aan de ziekte gerelateerde botletsels significant verminderen. Dat is gebleken uit een analyse van de gegevens van het register International Collaborative Gaucher Group, met een incidentie van 13,8 avasculaire necrosen per 1.000 personenjaren als de behandeling wordt ingesteld > 2 jaar na de diagnose. wordt ingesteld < 2 jaar na de diagnose (5). We zullen hier niet terugkomen op de radiografische diagnostische criteria voor de ziekte van Gaucher, tenzij dan om u eraan te herinneren dat een MRI het referentieonderzoek is (Figuur 3) (1, 2), met uitzondering voor kinderen misschien. Een ander belangrijk onderzoek is de QCSI (Quantitative Chemical Shift Imaging) of kwantitatieve beeldvorming met chemische verplaatsing, waarbij de medullaire infiltratie van de Gaucher-cellen wordt gemeten (6) en waarmee ook de evolutie onder enzymsubstitutietherapie van nabij kan worden gevolgd. En tot slot is er DEXA, waarmee de osteopenie kan worden geëvalueerd (7). palliatief (splenectomie, heupprothese...) maar ondertussen heeft de enzymtherapie de fakkel overgenomen een recombinant eiwit van humaan bètaglucosidase (beschikbaar sinds 1992), er |