background image
OrthO-rheumatO | VOL 11 | Nr 1 | 2013
54
wordt geëvalueerd of er een eventuele indicatie is voor ACI
en wordt een kraakbeenbiopsie afgenomen uit een niet-
belaste zone van het gewricht (Figuur 4). Het biopt,
ongeveer 300mg kraakbeen (de grootte van een groene
erwt), wordt onder strikt gecontroleerde omstandigheden
naar een GMP -celexpansiefaciliteit (good manufacturing
practices
) getransporteerd. Het bijzondere aan een genees-
middel op basis van gekarakteriseerde cellen, `Characterized
Chondrocyte Implantation
(CCI), is dat dit kweekproces
geoptimaliseerd en gestandardiseerd is, teneinde chondro-
cyten te produceren die fenotypisch stabiel zijn en aan-
leiding geven tot de vorming van hyalien kraakbeen met
optimale functionaliteit.
De tweede fase gebeurt via een artrotomie. Het kraak-
beenletsel wordt gedebrideerd tot op stabiele randen en
een stabiele boord waarbij het cruciaal is dat de subchon-
drale plaat niet wordt beschadigd, dit om botovergroei in
het letsel te voorkomen. Vervolgens wordt, zoals beschre-
ven in de originele publicatie van Brittberg, een periostflap
genomen van de proximale tibia, die ingenaaid wordt in
de kraakbeenrand van het defect tot een waterdichte bio-
logische kamer ontstaat waarin de geëxpandeerde cellen
worden ingespoten (Figuur 5).
Tegenwoordig wordt in de plaats van het periostflapje een
commercieel verkrijgbaar membraan uit collageen ge-
bruikt, hetgeen de chirurgische procedure standaardiseert
en aanzienlijk gemakkelijker maakt. Na de chirurgische
behandeling met ACI begint een intensieve revalidatie die
uiteindelijk ongeveer een jaar in beslag zal nemen.
Een prospectieve gerandomiseerde vergelijkende studie
tussen CCI en microfractuur op de femurcondylen, kon
aantonen dat CCI aanleiding geeft tot weefsel dat struc-
tureel superieur is ten opzichte van microfractuur. Follow-
up van deze patiëntengroep over vijf jaar kon aantonen dat
vroegtijdige behandeling van kraakbeenletsels tot signifi-
cant betere klinische resultaten leidt dan microfractuur op
langere termijn (22).
acI In het patellofeMorale geWrIcht
De eerste resultaten van ACI in het patellofemorale
gewricht waren ontgoochelend, zoals beschreven door
Brittberg (Figuur 6). Al gauw werd duidelijk dat behan-
deling van concomitante factoren zoals malalignement van
het strekapparaat en trochleadysplasie een conditio sine
qua non
zijn om goede resultaten te verkrijgen. Afhanke-
lijk van de plaats waar het letsel zich bevindt, is het raad-
zaam een anteromedialisatie van de tuberositas tibiae
(fulkersonosteotomie) uit te voeren (23). Voor distale en
laterale letsels kan deze ingreep voldoende zijn als behan-
deling. Het bijkomend behandelen van het kraakbeenletsel
verzwaart de revalidatie echter niet, evenmin als het wel-
bevinden van de patiënt.
figuur 4: bioptiename van kraakbeen uit een weinig belaste zone in
de knie via artroscopische weg.
figuur 3: schematische voorstelling van een microfractuur (v.l.n.r.): 1. debridement van de kraakbeenlesie tot op subchondraal bot, 2. perforatie van
deze subchondrale plaat met een "icepick" en 3. vorming van een bloedklonter met beenmergelementen in de laesie.
figuur 5 (v.l.n.r.): prelevatie van een periostale flap die in het letsel
wordt ingenaaid en waaronder de cellen worden ingespoten.
1
2
3