![]() 1. apostolovic m, Vukomanovic b. acute patellar dislocation in adolescents: operative 5. Panagopoulos a, van nierkerk l, Triantafillopoulos ik. mPfl reconstruction for recurrent med 2008;29:359-65. voeren, waardoor een meer drastische anatomische en bio- mechanische controle van de patellastabiliteit mogelijk is. cieerde kraakbeenletsels en een laag risico op recidief- luxatie, is een conservatieve aanpak met 4 weken immobi- lisatie van het been in extensie de eerstekeuzebehandeling. Na de immobilisatie volgt dan een intensief programma met patella-stabiliserende oefeningen. risico op recidiefluxatie behandelt men best met een uit- gebreid operatief herstel (imbricatie) van de mediale patella- stabiliserende structuren en van het mediaal patello- femoraal ligament (MPFL reconstructie) (5) (Figuur 6). Heeft deze patiënt ook nog eens een verhoogde Q-hoek, dan wordt een anteromediale transfer van de tibiale tubero- sitas (AMTT) bijkomend uitgevoerd (6) (Figuur 7). cieerde kraakbeenletsels en een laag risico op recidief, dan moet er een chirurgische ingreep uitgevoerd worden met een geschikte kraakbeenbehandeling en gelijktijdig beperkt herstel (plicatuur of imbricatie) van de mediale patella-stabiliserende structuren. een hoog risico op recidiefluxatie, dan wordt een heel- kundige ingreep gepland ter behandeling van het kraak- been en gelijktijdig voert men een meer uitgebreid herstel (imbricatie) van de mediale patella-stabiliserende struc- turen en van het mediaal patello-femoraal ligament uit (MPFL-reconstructie) (Figuur 6). Heeft deze patiënt ook een verhoogde Q-hoek, dan wordt een anteromediale transfer van de tibiale tuberositas bijkomend uitgevoerd (Figuur 7). |