![]() een laag risico op recidiefluxatie is een conservatieve aanpak met vier weken immobilisatie van het been in extensie de eerstekeuzebehandeling. Na immobilisatie volgt dan een intensief programma met patella-stabiliserende oefeningen. risico op recidiefluxatie behandelt men best met een uit- gebreid operatief herstel (imbricatie) van de mediale patella- stabiliserende structuren (4) (Figuur 2). Heeft deze pa- tiënt ook nog eens een verhoogde Q-hoek, dan voert men een roux-patellapees-hemitransfer uit (Figuur 3). Bij deze ingreep verplaatst men de laterale helft van de patella- pees naar mediaal. Hierdoor wordt de patella naar mediaal gestabiliseerd. cieerde kraakbeenletsels en een laag risico op recidief, dan moet er een chirurgische ingreep uitgevoerd worden met een geschikte kraakbeenbehandeling en gelijktijdig beperkter herstel (plicatuur of imbricatie) van de mediale patella-stabiliserende structuren (Figuur 4). wordt een heelkundige ingreep gepland ter behandeling van het kraakbeenletstel en gelijktijdig voert men een meer uitgebreid herstel (imbricatie) van de mediale patella sta- biliserende structuren uit (Figuur 2). Heeft deze patiënt ook een sterk verhoogde Q-hoek, dan voert men gelijk- tijdig een roux-patellapees-hemitransfer uit (Figuur 3). luxatie volgen we dezelfde strategie wat de aanwezigheid van kraakbeenletsels en risico op recidief betreft. Bij deze |