![]() omdat deze vaak voorkomt en klinisch `kwantificeerbaar' is dankzij goed ge- valideerde meetschalen (zoals de Lequesne- of WOMAC-score). Het model ervan kan daarentegen niet altijd worden toegepast op de andere gewrichten omdat artrose niet kan worden beschouwd als een zuiver kraakbeengerela- teerd probleem: het is ook een aandoening van het volledige gewrichts- orgaan inclusief het synoviaal weefsel en het onderliggende bot en in die zin een ziekte die sterk kan verschillen van persoon tot persoon. Omdat de meeste studies gericht waren op de functionele aspecten van de ziekte, lijkt het logisch dat de veroorzaakte symptomatische voordelen zich niet altijd vertalen in radiologische resultaten. Met betrekking tot de knie wordt de situatie nog bemoeilijkt door een gebrek aan standaardisering van de radio- logische aantasting, op basis waarvan de structurele veranderingen kunnen worden geëvalueerd. Dit is nog problematischer omdat veranderingen in de intra-articulaire ruimte vaak pas na lange tijd zichtbaar zijn. Tot slot verte- genwoordigt de gewrichtsspleetvernauwing zowel het kraakbeenverlies als de extrusie of de degeneratie van de meniscus, wat mogelijk ook het geringe verband tussen deze parameter en pijn bij artrose verklaart en dus het gebrek aan relevantie van de meting hiervan op functioneel vlak aantoont. waarvan het werkingsmechanisme nog niet volledig is opgehelderd. Zelfs al lijkt het algemeen aanvaard dat glucosamine vanaf een bepaalde concentratie een antikatabool effect heeft door inhibitie van de IL-1-afhankelijke expressie van pro-inflammatoire cytokines of moleculen waarvan is geweten dat ze een katabool effect hebben ter hoogte van het kraakbeen (Cox-2, iNOS, MMP-3, TNF, IL-6 en IL-1). Dat effect zou meer specifiek berusten op de inhibitie van de nucleaire translocatie van transcriptiefactor NF-kB. fungeert als schokdemper en het onderliggende bot aanleiding tot zeer invaliderende pijn, hoewel het mechanisme van de pijn toch uiteenlopend kan zijn. Het is dus logisch dat de behandeling van de pijn prioriteit krijgt (wat zich vaak vertaalt in moeilijkheden om rekening te houden met het criterium mijn. Na meta-analyse van die studies lijkt dat effect echter niet altijd evident, net als de door de onderzoekers gebruikte methodologie (1), behalve dan bij microkristallijn glucosaminesulfaat van Rottapharm-Madaus, dat een lichte tot matige verbetering van de symptomen aantoont (2-4). Omdat de meeste EBM-studies naar gluco- samine plaatsvonden in het kader van gonartrose, concentreerden de deelnemers aan de ronde tafel zich op die vorm van artrose. |