background image
Het effect van microkristallijn
glucosaminesulfaat op de symptomen
en de evolutie van artrose:
een EBM-gelabelde consensus
ORC227N
Artrose van de knie is één van de meest bestudeerde vormen van artrose
omdat deze vaak voorkomt en klinisch `kwantificeerbaar' is dankzij goed ge-
valideerde meetschalen (zoals de Lequesne- of WOMAC-score). Het model
ervan kan daarentegen niet altijd worden toegepast op de andere gewrichten
omdat artrose niet kan worden beschouwd als een zuiver kraakbeengerela-
teerd probleem: het is ook een aandoening van het volledige gewrichts-
orgaan inclusief het synoviaal weefsel en het onderliggende bot en in die
zin een ziekte die sterk kan verschillen van persoon tot persoon. Omdat de
meeste studies gericht waren op de functionele aspecten van de ziekte, lijkt
het logisch dat de veroorzaakte symptomatische voordelen zich niet altijd
vertalen in radiologische resultaten. Met betrekking tot de knie wordt de
situatie nog bemoeilijkt door een gebrek aan standaardisering van de radio-
logische aantasting, op basis waarvan de structurele veranderingen kunnen
worden geëvalueerd. Dit is nog problematischer omdat veranderingen in de
intra-articulaire ruimte vaak pas na lange tijd zichtbaar zijn. Tot slot verte-
genwoordigt de gewrichtsspleetvernauwing zowel het kraakbeenverlies als
de extrusie of de degeneratie van de meniscus, wat mogelijk ook het geringe
verband tussen deze parameter en pijn bij artrose verklaart en dus het gebrek
aan relevantie van de meting hiervan op functioneel vlak aantoont.
Een steeds beter bekend werkingsmechanisme
Het is in die context dat glucosamine is geëvalueerd, een glucosamine
waarvan het werkingsmechanisme nog niet volledig is opgehelderd. Zelfs al
lijkt het algemeen aanvaard dat glucosamine vanaf een bepaalde concentratie
een antikatabool effect heeft door inhibitie van de IL-1-afhankelijke expressie
van pro-inflammatoire cytokines of moleculen waarvan is geweten dat ze een
katabool effect hebben ter hoogte van het kraakbeen (Cox-2, iNOS, MMP-3,
TNF, IL-6 en IL-1). Dat effect zou meer specifiek berusten op de inhibitie van
de nucleaire translocatie van transcriptiefactor NF-kB.
Een multifactoriële behandeling
Bij artrose geeft de schade aan het kraakbeen ­ dat samen met de menisci
fungeert als schokdemper ­ en het onderliggende bot aanleiding tot zeer
invaliderende pijn, hoewel het mechanisme van de pijn toch uiteenlopend
kan zijn. Het is dus logisch dat de behandeling van de pijn prioriteit krijgt (wat
zich vaak vertaalt in moeilijkheden om rekening te houden met het criterium
Samenvatting van een ronde tafel georganiseerd op vraag van de firma Madaus, met prof. Frank Luyten
(Reumatologie, KU Leuven), prof. Jean-Michel Crielaard (Fysische geneeskunde, ULg), prof. Peter Verdonk
(Orthopedie, Antwerpen), en dr. Marc Léon (Reumatologie, Mons), dr. Dominique Scipioni (Institut du Genou et
des Pathologies ostéo-articulaires, Chirec) en dr. Johan Vanlauwe (Orthopedie, Pellenberg)
In talrijke studies is een heilzaam effect toegekend aan glucosamine in de behandeling van artrose op korte ter-
mijn. Na meta-analyse van die studies lijkt dat effect echter niet altijd evident, net als de door de onderzoekers
gebruikte methodologie (1), behalve dan bij microkristallijn glucosaminesulfaat van Rottapharm-Madaus, dat
een lichte tot matige verbetering van de symptomen aantoont (2-4). Omdat de meeste EBM-studies naar gluco-
samine plaatsvonden in het kader van gonartrose, concentreerden de deelnemers aan de ronde tafel zich op die
vorm van artrose.
De diagnose van knieartrose is multifactorieel en moet worden
overwogen in aanwezigheid van belastingspijn en startstijfheid
die ten minste drie maanden aanwezig is, zonder aanwijzingen
voor een trauma. In dat geval is een omstandige anamnese
en klinisch onderzoek noodzakelijk. Zodra het vermoeden
van gonartrose is gestaafd, is een standaardröntgenopname
onontbeerlijk om de diagnose te stellen, meer in het bijzonder
op basis van de vaststelling van een vernauwing van de
gewrichtsruimte en de vorming van osteofyten. Op basis van
de Kellgren-Lawrencescore kan overigens de ernst van die
artrose worden bepaald. Een MRI is een aanvullend onderzoek
omdat met deze techniek het kraakbeen en het subchondrale
bot ­ mogelijk met oedeem, barsten of necrose ­ beter kan
worden gevisualiseerd, alsook andere gewrichtsweefsels
zoals de meniscus en het synovium. Dit onderzoek is weliswaar
niet goedkoop en wordt dus niet systematisch of als eerste
onderzoek uitgevoerd. Hoe dan ook moet de diagnose en
aanpak van artrose worden geplaatst in een globale context,
met aandacht voor lichamelijke kenmerken (overgewicht) en
beroepsgebonden factoren, om een optimale behandeling te
kunnen samenstellen.
Gonartrose
ORC227N.indd 1
04/03/13 13:22